De alternatieve oplossing voor "verenigingswerk" is er: herziening van artikel 17!

UPDATE

UPDATE | Dit is één van de dossiers waarin Unisoc in 2021 zeer veel tijd heeft geïnvesteerd. Het verenigingswerk, dat in 2018 is ingevoerd, in 2020 door het Grondwettelijk Hof is vernietigd en in 2021 voorlopig is verlengd, zal in 2022 niet opnieuw worden verlengd. Overeenkomstig het advies van de Nationale Arbeidsraad zal het vanaf 1 januari 2022 worden vervangen door het stelsel van artikel 17 van het “RSZ-Besluit” van 28 november 1969. Deze bepaling wordt aangepast om enerzijds tegemoet te komen aan een aantal bestaande behoeften in de socioculturele sector en de sportsector en anderzijds rechtszekerheid te garanderen.

divers (5)

Deze regeling, die het mogelijk maakt werknemers in dienst te nemen om bepaalde activiteiten uit te voeren zonder socialezekerheidsbijdragen te hoeven betalen op het loon dat met deze activiteiten samenhangt, is nu uitgebreid tot activiteiten die voorheen onder de regeling voor verenigingswerk vielen. Dit is bepaald in het koninklijk besluit van 23 december 2021, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 december 2021.

 

Om welke sectoren gaat het?

Artikel 17 werd reeds voornamelijk toegepast in de socioculturele en de sportsector. De toepassing ervan blijft beperkt tot deze sectoren, maar zal binnen de sectoren breder kunnen toegepast worden.

 

Welke activiteiten worden gedekt?

De werkgevers en activiteiten die onder het nieuwe artikel 17 vallen, zijn de volgende (de eerste 5 punten hebben betrekking op de socialprofitsector):

    • de door de bevoegde overheden erkende organisaties of organisaties die aangesloten zijn bij een erkende koepelorganisatie en die tot taak hebben socio-culturele vorming en/of sportinitiatie en/of sportactiviteiten te verstrekken, en de personen die buiten hun werk- of schooluren of tijdens de schoolvakanties door deze organisaties worden tewerkgesteld als animator, leider, monitor, coördinator, sporttrainer, sportlesgever, sportcoach, jeugdsportcoördinator, terreinverzorgers-materiaalmeester, lesgever, coach, procesbegeleider. Dit punt omvat aanvullingen en modernisering van de terminologie op verzoek van de sectoren;
    • de organisaties van de door de bevoegde overheden erkende amateurkunsten-sector of organisaties die aangesloten zijn bij een erkende koepelorganisatie, die personen tewerkstellen als artistieke of (kunst)technische begeleiders en lesgevers, coaches en procesbegeleiders en waarvan de prestaties geen artistieke prestaties zijn die al worden gedekt of in aanmerking komen voor de forfaitaire onkostenvergoeding. Dit punt is een toevoeging op verzoek van de NAR;
    • de inrichtende macht van scholen die door een Gemeenschap worden gesubsidieerd voor personen die als animatoren van socioculturele en sportieve activiteiten worden ingezet tijdens vrije dagen of dagdelen in het onderwijs;
    • organisatoren van sportevenementen en de personen die zij uitsluitend op de dag van deze evenementen in dienst hebben, met uitzondering van bezoldigde sporters;
    • de organisatoren van socioculturele manifestaties en de personen die ze tewerkstellen voor maximaal 32 uren, te spreiden volgens de behoeften op de dag van het evenement en 3 dagen voor of na het evenement, met uitsluiting van artistieke prestaties die al worden gedekt of in aanmerking komen voor de forfaitaire onkostenvergoeding. Dit laatste punt is een toevoeging op verzoek van de NAR;
    • de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten en de provinciale en lokale besturen voor personen die een betrekking van arbeid verrichten:
      • als verantwoordelijke leider, econoom, toezichthouder of assistent- toezichthouder tijdens sportvakanties die tijdens schoolvakanties en vrije dagen of dagdelen in het onderwijs worden georganiseerd;
      • als leider van sociaal-culturele en sportieve activiteiten tijdens vrije dagen of dagdelen in het onderwijs;
      • in de vorm van een inwijding, demonstratie of conferentie die plaatsvindt na 16.30 uur of tijdens vrije dagen of dagdelen in het onderwijs.
    • de VRT, de RTBF en de BRF voor de personen die, in hun organiek personeelskader opgenomen, daarenboven in hoedanigheid van artiest tewerkgesteld worden;
    • de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provinciale en lokale besturen, alsook de werkgevers georganiseerd als vereniging zonder winstoogmerk of als vennootschap met sociaal oogmerk waarvan de statuten bepalen dat de leden geen financieel voordeel nastreven, die vakantiekampen, speelpleinen en sportkampen organiseren en de personen die zij tewerkstellen als econoom, begeleider of toezichthouder, uitsluitend tijdens de schoolvakanties.

 

In welke mate kan artikel 17 worden gebruikt?

Dit is misschien wel de belangrijkste verandering. De basisregeling voorzag in een contingent van 25 dagen per jaar waarvoor de werkgever (en ook de werknemer) waren vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen. Vanaf 2022 zal dit quotum echter in uren worden geteld (wat meer flexibiliteit mogelijk maakt):

    • 300 uur per jaar voor alle in artikel 17 genoemde activiteiten, met een plafond van 100 uur per kwartaal (behalve voor het derde kwartaal: plafond van 190 uur);
    • met een uitzondering van 450 uur per jaar voor activiteiten in de sportsector, met een plafond van 150 uur per kwartaal (behalve voor het derde kwartaal: plafond van 285 uur).

Elk begonnen uur moet worden geteld en aangegeven als een vol uur.

Het jaarlijkse contingent van 300 uur was door de NAR gevraagd. De regering volgde en voorzag, wegens specifieke behoeften in de sportsector, zelfs in een hoger quotum voor die laatsten.

Twee opmerkingen:

    • Het is mogelijk activiteiten te combineren die onder beide contingenten vallen (het algemene contingent van 300 uur en het uitzonderlijke contingent van 450 uur). In dit geval bedraagt het totale plafond voor alle gecombineerde activiteiten 450 uur per jaar.
    • Overeenkomstig het advies van de NAR blijft het contingent van 25 dagen per jaar alleen gelden voor personen die werkzaam zijn bij de VRT, de RTBF of de BRF.

 

Hoe zit het met cumul met andere regelingen?

Artikel 17 kan worden gecombineerd met andere regelingen, zoals vrijwilligerswerk. Anderzijds had de NAR gevraagd om een beperking van de cumul tussen artikel 17 en studentenarbeid. Ook hier volgde de regering de vraag van de sociale partners.

Het maximum is zo beperkt tot 190 uur per jaar voor studenten. Concreet betekent dit dat een student die werkt onder artikel 17 en in hetzelfde kalenderjaar ook werkt onder een arbeidsovereenkomst voor stundenten, maximaal 190 uren kan cumuleren onder artikel 17 (ongeacht de activiteit) en 475 uren als student, waarbij het driemaandelijks plafond van toepassing blijft. Als zij de 190 uur overschrijden, worden de uren in mindering gebracht op hun studentenquotum (475 uur).

Opgelet: indien de tewerkstelling de bovengenoemde quota overschrijdt, zijn socialezekerheidsbijdragen verschuldigd voor de gehele periode van de tewerkstelling en niet alleen voor de uren die de toegestane limiet overschrijden; vandaar het belang van een goede controle (zie hieronder).

 

Hoe zit het met het arbeidsrecht?

Om onder de regeling van artikel 17 te kunnen werken, moet een arbeidsovereenkomst worden gesloten, hetgeen betekent dat de arbeidswetgeving moet gerespecteerd worden.

De regering wil wel een aantal uitzonderingen maken op de toepassing van de gewone arbeidsrechtelijke regels, om het systeem aantrekkelijker en werkbaarder te maken:

    • geen gewaarborgd loon in geval van ziekte of ongeval, tenzij een bij koninklijk besluit verbindend verklaarde CAO daarin voorziet;
    • geen recht op opleiding op grond van de wet van 5 maart 2017 betreffende wendbaar en werkbaar werk;
    • geen verplichting om sociale documenten te bewaren;
    • een werkloze kan, zoals voorheen, in dienst worden genomen als artikel 17-werknemer. In principe is cumulatie tussen de bezoldiging uit hoofde van de artikel 17-overeenkomst en de werkloosheidsuitkering verboden. In afwijking hiervan, is de cumulatie mogelijk op voorwaarde dat het gaat om de voortzetting van een lopende artikel 17-overeenkomst die reeds werd uitgevoerd voor de aanvraag van een werkloosheidsuitkering en mits een schriftelijke verklaring wordt afgelegd bij de aanvraag van de werkloosheidsuitkering;
    • voor een arbeidsongeschikte geldt eveneens dat om onder artikel 17 te werken, dit enkel kan als de overeenkomst reeds bestond voordat hij onder het stelsel van ziekte- en invaliditeit viel. Hier is geen cumulverbod tussen de ziekte-uitkering en de bezoldiging in het kader van artikel 17;
    • mogelijkheid om via de individuele arbeidsovereenkomst afwijkende opzegtermijnen overeen te komen, tenzij een bij koninklijk besluit verplicht gestelde CAO hiervan afwijkt:
      • minimaal 14 dagen indien de arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor minder dan 6 maanden ;
      • ten minste 1 maand indien het contract wordt gesloten voor een duur van ten minste 6 maanden.

Het advies van de NAR was verdeeld over de kwestie van de toepassing van de arbeidswetgeving. De regering lijkt zich eerder aan te aansluiten bij de eisen van de werkgeversorganisaties (met name Unisoc). Zo blijven bijvoorbeeld werknemers die onder artikel 17 vallen, uitgesloten van het recht op jaarlijkse vakantie en van het recht op een zwangerschapsuitkering (wat logisch is aangezien zij geen socialezekerheidsbijdragen betalen). De regering voorziet zelfs bijkomende uitzonderingen waar niet noodzakelijk om gevraagd was.

UPDATE 10/03/2022

Het wetsontwerp ter uitvoering van het arbeidsrechtelijke deel van de hervorming is vandaag in de plenaire vergadering van de Kamer goedgekeurd.

UPDATE 31/03/2022

De wet werd vandaag gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

 

Hoe zit het met het fiscale aspect?

Het loon van werknemers in de zin van artikel 17 is niet alleen vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen (zowel van de werkgever als van de werknemer, zoals voorheen reeds het geval was), maar zal nu ook worden beschouwd als diverse inkomsten en aan het eind van het jaar worden belast tegen een tarief van 10%. Dit komt overeen met de belastingregeling die van toepassing was op verenigingswerk.

Voor de vaststelling van het inkomensplafond dat per jaar niet overschreden mag worden in het kader van artikel 17, wil de regering zich ook laten inspireren door wat voor verenigingswerk werd gehanteerd, zijnde € 6.000 per jaar (geïndexeerd bedrag voor 2022: 6.540 €. Indien dit inkomensplafond of het hogervermelde aantal uren wordt overschreden, worden al de inkomsten als beroepsinkomsten beschouwd en als zodanig behandeld voor de eindheffing en de bedrijfsvoorheffing.

UPDATE 21/04/2022

Het wetsontwerp ter uitvoering van dit deel van de hervorming is vandaag in de plenaire vergadering van de Kamer goedgekeurd.

UPDATE 06/05/2022

De wet werd vandaag gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

 

Tot slot, hoe zit het met de aangifte van en het toezicht op de prestaties?

Aangezien de prestaties vrijgesteld zijn van socialezekerheidsbijdragen, moet er geen DmfA worden ingevoerd.

De prestaties moeten worden aangegeven via een Dimona. In zijn advies vraagt de NAR dat administratieve eenvoud zoveel mogelijk wordt aangemoedigd, vooral omdat de gevolgen van overschrijding van de plafonds en quota belangrijk zijn.

De nodige aanpassingen voor de invoering van deze aangifte in uren worden momenteel verricht. Het zal nog niet mogelijk zijn deze aangifte begin 2022 in te voeren. Meer informatie hierover en over het tijdstip waarop deze aangiftes kunnen worden ingevoerd, zal op een later tijdstip worden meegedeeld. Het kabinet van minister van Sociale Zaken Vandenbroucke heeft echter aan Unisoc bevestigd dat de technische ontwikkelingen ten vroegste in maart 2022 zullen zijn afgerond. Voor prestaties die eerder (vanaf 1 januari 2022) zijn verricht, zullen Dimona-aangiften met terugwerkende kracht moeten worden gedaan.

Werkgevers die geen andere mensen in dienst hebben en die nog geen Dimona-aangiftes gedaan hebben, zullen worden geïnformeerd over de wijze waarop zij zich moeten identificeren om deze aangiftes te kunnen indienen.

Deze nieuwe regels gelden ook voor personen die reeds vóór 1 januari 2022 gebruik maakten van het systeem van artikel 17.

Twee positieve ontwikkelingen:

    • in principe moet vóór elke tewerkstelling een Dimona worden ingediend, maar de omzetting van het quotum van dagen in een quotum van uren verhoogt het belang en de moeilijkheid van een goede follow-up. Om de zaken te vereenvoudigen heeft de regering de RSZ opgedragen een applicatie te creëren die vergelijkbaar is met student@work (artikel17@work), via welke zowel de werkgever als de werknemer het resterende saldo van het jaarlijkse quotum kunnen raadplegen;
    • bovendien kan de werkgever zich in het nieuwe systeem beperken tot een driemaandelijkse Dimona.

UPDATE 11/04/2022

Sinds 7 april zijn de technische ontwikkelingen en aanpassingen operationeel. Meer uitleg vindt u in het persbericht van de regering en u kunt de instrumenten raadplegen op de door de RSZ ontwikkelde website.

Opgepast: werkgevers die in de afgelopen maanden (dus voor de inwerkingtreding van het digitale systeem) al van het stelsel gebruik hebben gemaakt, moeten de geleverde prestaties nu retroactief melden in Dimona.

 

De alternatieve oplossing voor verenigingswerk is na een lang proces en moeizame debatten nu realiteit.

 

Terug naar themafiche