Een waardig alternatief voor verenigingswerk: de NAR adviseert de uitbreiding van artikel 17

Het verenigingswerk zoals ingevoerd in 2018, werd vernietigd door het Grondwettelijk Hof in 2020. Daarop diende Open Vld een wetsvoorstel in om een aangepaste versie van verenigingswerk aan de opmerkingen van het Grondwettelijk Hof in te voeren. De interprofessionele sociale partners van de Nationale Arbeidsraad werden in oktober 2020 gevraagd zich hierover te buigen. Het voorstel tot aangepast verenigingswerk werd unaniem verworpen, en de sociale partners (met uitzondering van ABVV) werkten een aanpassing van artikel 17 van het RSZ-besluit uit als alternatief, dat ze in advies nr. 2236 van 13 juli 2021 vastlegden.

Sports

De sociale partners kwamen al snel overeen dat het verenigingswerk aanpassen naar de bemerkingen van het Grondwettelijk Hof niet de juiste richting was: de sociale partners hadden zich immers in 2018 al uitgesproken tegen het verenigingswerk en deden dat opnieuw in oktober 2020. De regering voerde evenwel een beperkte regeling in voor verenigingswerk in de sportsector voor het jaar 2021 (wet van 24 december 2020), in afwachting van het advies van de sociale partners in de Nationale Arbeidsraad.

In artikel 17 van het RSZ-besluit werd een alternatief gevonden voor het verenigingswerk dat rechtszekerheid biedt: in dit artikel worden een aantal activiteiten uit de socioculturele sector uitgesloten van sociale zekerheidsbijdragen, waarbij er niet meer dan 25 dagen per jaar mogen gepresteerd worden om van de vrijstelling te kunnen genieten. De socioculturele sector maakt nu al uitvoerig gebruik van deze mogelijkheid. De sociale partners onderzochten hoe ze het artikel konden uitbreiden, om het wegvallen van het verenigingswerk deels op te vangen.

We merken op dat we de volgende sectoren niet meer terugvinden in het voorstel van de interprofessionele sociale partners: de zorgsectoren, de kinderopvang en het onderwijs.

Op 13 juli 2021 werd uiteindelijk een advies over de uitbreiding van het artikel aangenomen, na intensieve en constructieve debatten tussen Unisoc (met steun van de andere werkgeversorganisaties) en de vakbonden (zonder ABVV). Het advies is een goed compromis en grotendeels unaniem, maar bevat ook een verdeeld stuk over de toepassing van een aantal arbeids- en sociale zekerheidsrechtelijke bepalingen.

 

Uitbreiding van het artikel

Volgende uitbreidingen van artikel 17 werden unaniem overeengekomen:

  • De beperking van 25 dagen tewerkstelling per jaar onder artikel 17 wordt uitgebreid naar een quotum van 300 uren per jaar;
  • Per trimester mag de werknemer maximaal 100 uur werken via artikel 17. Voor het derde trimester geldt een maximum van 190 uur. De plafonds per trimester zijn cumuleerbaar, mits respectering van het jaarlijks plafond van 300 uur;
  • Studenten mogen maximaal 190 uur per jaar werken via artikel 17, wanneer ze dit cumuleren met werken via studentenarbeid;
  • De uren die worden gewerkt via artikel 17 moeten geregistreerd De sociale partners vragen aan de RSZ om een applicatie te ontwikkelen, gelijkaardig aan Student@Work. De applicatie moet administratief eenvoudig zijn en transparant, zodat zowel de werkgever als de werknemer het beschikbare aantal uren van de werknemer kan nakijken. Er wordt ook aandacht gevestigd op het vermijden van dubbele aangifte via de Dimona, en op de verenigingen die geen RSZ-nummer hebben en gebruik willen maken van het systeem. Tot slot wordt de link gelegd tussen deze applicatie en Student@Work, om de cumul bij studenten te kunnen controleren;
  • Als het quotum van toegelaten uren overschreden wordt, dan worden alle gepresteerde uren geherkwalificeerd naar uren gepresteerd onder de reguliere arbeidswetgeving en zijn volledige sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd op alle gepresteerde uren;
  • Artikel 17 wordt uitgebreid met twee types activiteiten:
    • opleider in de socioculturele sector, sportieve initiator, animator, leider of monitor, buiten de werkuren en in schoolvakantie, en de organisaties in de amateurkunsten die erkend zijn door de bevoegde overheid (met uitsluiting van personen die prestaties leveren die gedekt worden door de kleine vergoedingsregeling);
    • de personen die voor socioculturele evenementen worden ingezet, gedurende de dag van het evenement en maximaal drie dagen extra, die voor en/of na het evenement kunnen gebruikt worden (eveneens met uitsluiting van prestaties die in aanmerking komen voor de kleine vergoedingsregeling).

 

Verdeeld advies: sociale zekerheid

De werkgeversorganisaties en vakbonden spreken zich ook uit over de toepassing van het algemene arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht. Beide banken zijn akkoord dat algemene regels van arbeidsrecht van toepassing zijn. Wat betreft sociale zekerheid, is het advies echter verdeeld.

De vakbonden vragen dat werknemers die tewerkgesteld worden onder artikel 17 recht hebben op gewaarborgd loon, moederschapsuitkering en betaalde vakantie. De werkgeversorganisaties kunnen hier niet akkoord mee gaan. Het gewaarborgd loon is reeds van toepassing in het arbeidsrecht voor arbeidsovereenkomsten met een minimumduur van één maand. Bovendien kan het niet dat partijen zouden gedwongen worden om overeenkomsten af te sluiten met een minimumduur van één maand, zodat gewaarborgd loon van toepassing kan zijn – dit is in strijd met de contractvrijheid.

De uitkering voor moederschapsrust wordt betaald door het RIZIV en steunt op de bijdrage van werkgever en werknemer op arbeid aan de RSZ via sociale zekerheidsbijdragen. Hetzelfde geldt voor de vakantierechten, waarvoor een werknemer onderworpen moet zijn aan sociale zekerheidsbijdragen om recht te hebben op vakantie. Artikel 17 is echter vrijgesteld van sociale bijdragen, waardoor het recht op de uitkeringen niet kan toegekend worden.

 

De sociale partners vragen samen dat het aangepaste artikel 17 ingaat volgend op het einde van de werking van de wet van 24 december 2020, d.w.z. op 1 januari 2022. Unisoc heeft zeer sterk geijverd om deze formule van compromis te kunnen bereiken en is ervan overtuigd dat deze uitbreiding van artikel 17 in lijn staat met de fundamentele principes van de socialprofitsector, aan allerlei noden op het terrein zal beantwoorden en tegelijkertijd de nodige rechtszekerheid zal bieden.

 

Terug naar themafiche