Het Grondwettelijk Hof verklaart de “bijkluswet" nietig!

Het Grondwettelijk Hof vernietigt de regeling van het onbelast bijverdienen ingevoerd bij de wet van 18 juli 2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie. Die regeling biedt de mogelijkheid aan iedereen die reeds een hoofdstatuut als zelfstandige, werknemer, ambtenaar of gepensioneerde heeft, om onbelast tot 500 euro per maand en 6 000 euro per jaar bij te verdienen in het kader van het verenigingswerk, de occasionele diensten tussen burgers en de diensten verleend via erkende elektronische platforms (deeleconomie).

budget

Prestaties in dit stelsel vallen niet onder de algemene arbeidswetgeving en leiden niet tot de opbouw van sociale rechten. Op de vergoeding voor die prestaties worden geen sociale bijdragen of belastingen geheven. Het Hof is van oordeel dat de regeling van het onbelast bijverdienen op verschillende punten in strijd is met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie.

Personen die dezelfde activiteiten uitoefenen in het kader van het onbelast en zonder sociale bijdrage bijverdienen, maar dan wel als werknemer of zelfstandige, worden volgens het Grondwettelijk Hof immers zonder redelijke verantwoording zeer verschillend behandeld wat betreft de arbeidswetgeving, het socialezekerheidsstelsel en de fiscaliteit.

Eén van de redenen waarom het Hof die wet nietig heeft verklaard, is het feit dat de wetgever bij de wet van 18 juli 2018 niet gekozen heeft voor een aangepaste arbeidsrechtelijke regeling, gekoppeld aan een aangepaste behandeling op het vlak van sociale zekerheid en fiscaliteit. Daarentegen werd een nieuw ad hoc statuut ingevoerd waarbij geen van de bestaande sociale zekerheidsstatuten toepasbaar is en eveneens de toepassing van een groot deel van de arbeidswetgeving wordt uitgesloten.

Deze uitsluiting heeft onder meer tot gevolg dat voor de geleverde prestaties geen minimumvergoeding geldt en dat er geen beperking geldt voor het moment dat deze activiteiten plaatsvinden. Bovendien is er geen beperking voor de tijd die een persoon besteedt aan occasioneel bijverdienen. Evenmin zijn er verplichtingen voor pauzes en rustperioden. Hoewel de duur van de overeenkomst maximaal één jaar mag bedragen, is er geen minimumduur vastgelegd, noch enige beperking van het aantal opeenvolgende kortstondige overeenkomsten. Evenmin is er een bescherming voorzien voor het einde van de overeenkomst, waarvan de modaliteiten volledig aan de partijen worden overgelaten.

Aangezien de vernietiging van de wet nadelige gevolgen kan hebben voor personen die onbelast bijverdienen, handhaaft het Hof de gevolgen van de vernietigde bepalingen voor de activiteiten gepresteerd tot en met 31 december 2020. Prestaties zullen dus tot die datum nog kunnen geleverd worden onder het huidige systeem van onbelast bijverdienen. Vanaf 1 januari 2021 is het dus afgelopen.

 

Terug naar themafiche