Wijzigingen inzake praktijktesten tegen discriminatie op het werk

Een wet van 2018 had in het Sociaal Strafwetboek de mogelijkheid ingevoerd voor de sociale inspectie om "anonieme" tests (mystery calls) in ondernemingen uit te voeren, met als doel discriminatie van werknemers of potentiële werknemers op te sporen. Aangezien de voorwaarden en modaliteiten te streng werden geacht, werd het systeem herzien. De Nationale Arbeidsraad heeft een advies uitgebracht met een reeks aandachtspunten. De wetgever heeft ze echter niet allemaal hernomen. Hierbij een korte toelichting.

diversité (3)

Ter herinnering: via het systeem van praktijktesten kunnen de inspecteurs toezicht sociale wetten van de FOD WASO een onderneming benaderen door zich voor te doen als klant, potentiële klant, werknemer of potentiële werknemer, om na te gaan of er sprake is of was van discriminatie. Na een aantal jaren is duidelijk geworden dat de toepassing van praktijktesten zeer weinig resultaten oplevert in de strijd tegen discriminatie op de arbeidsmarkt, onder meer omdat de cumulatieve voorwaarden waaraan moet worden voldaan om ze te kunnen gebruiken, complex zijn. Deze cumulatieve voorwaarden waren als volgt:

  • Er moeten objectieve aanwijzingen voor discriminatie zijn en de situatie kan alleen worden getoetst naar aanleiding van een klacht of een melding, ondersteund door datamining en de resultaten van datamatching;
  • Het was de sociale inspecteurs verboden strafbare feiten te plegen, tenzij deze absoluut noodzakelijk en proportioneel waren, en niet ernstiger dan de vast te stellen feiten;
  • Er moest altijd de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming zijn van de arbeidsauditeur of de procureur;
  • De vaststelling dat er sprake is van discriminatie kon niet op een andere manier worden gedaan;
  • De praktijktest kan niet tot gevolg hebben dat een discriminerende praktijk ontstaat wanneer er geen ernstige aanwijzingen zijn voor praktijken die als discriminatie kunnen worden aangemerkt (provocatieverbod).

Wat verandert er concreet?

Ten eerste zijn de voorwaarden van objectieve aanwijzingen van discriminatie, klachten of meldingen en datamining niet langer cumulatief. Een praktijktest kan nu worden uitgevoerd bij objectieve aanwijzingen van discriminatie, of na een gegronde klacht of melding of op basis van de resultaten van datamining en datamatching.

Ten tweede zijn sociale inspecteurs die een praktijktest uitvoeren niet langer alleen vrij van straf voor de feiten die zij begaan, maar worden de feiten die zij begaan zelfs niet langer als strafbare feiten beschouwd. Met andere woorden, sociale inspecteurs zijn nu volledig immuun voor strafrechtelijke vervolging.

Ten derde wordt de voorwaarde geschrapt dat sociale inspecteurs geen feiten mogen plegen die ernstiger zijn dan die waarvoor de praktijktest wordt uitgevoerd.

Ten vierde wordt de voorwaarde dat een praktijktest alleen mag worden verricht indien de discriminatie niet op een andere wijze kan worden vastgesteld, vervangen door de voorwaarde dat een praktijktest alleen mag worden verricht indien de discriminatie, gelet op het proportionaliteitsbeginsel, niet op een andere wijze kan worden vastgesteld. Dit betekent dat er een verschuiving plaatsvindt van een totaalverbod naar een onderzoek per geval op basis van de vraag of de situatie al dan niet redelijk is.

De laatste (belangrijke) nieuwigheid is dat de sociale inspectiedienst nu "tijdelijk" een beroep kan doen op een persoon die geen deel uitmaakt van de inspectiedienst, indien dit noodzakelijk is voor het slagen van zijn opdracht. Met andere woorden, de inspectiedienst kan beroep doen op een derde om een vals CV te sturen of om zich voor te doen als een cliënt, potentiële cliënt, werknemer of potentiële werknemer.

De voorwaarde van systematische voorafgaande uitdrukkelijke toestemming van de arbeidsauditeur of van de procureur wordt gehandhaafd, op verzoek van de sociale partners maar ook van de sociale inspectiedienst (rechtszekerheid).

Twee belangrijke opmerkingen van de NAR niet weerhouden

Enerzijds hebben de sociale partners, in overeenstemming met het gemene recht, gevraagd dat een werkgever die te goeder trouw is en schade heeft geleden als gevolg van een praktijktest, de mogelijkheid zou hebben om gebruik te maken van de rechtsmiddelen om, indien nodig, schadevergoeding te kunnen eisen van de autoriteiten, indien blijkt dat er geen sprake is geweest van discriminatie. Dit verzoek beoogt een evenwicht te waarborgen tussen een aanzienlijke versoepeling van de voorwaarden voor de uitvoering van een praktijktest en de bescherming van werkgevers die te goeder trouw hun imago zouden zien verslechteren als gevolg van een praktijktest die bijvoorbeeld het gevolg is van een kwaadwillige of op zijn minst zeer lichte klacht. Deze opmerking werd niet in de wet opgenomen.

Wat daarentegen de mogelijkheid betreft om derden in te schakelen bij de toepassing van de praktijktesten, hebben de sociale partners voorgesteld te voorzien in een kader overeenkomstig advies nr. 2021/001 van 9 april 2021 van de Adviesraad Sociaal Strafrecht. Meer in het bijzonder vroegen zij dat de door derden verrichte handelingen alleen betrekking zouden hebben op voorbereidend werk (b.v. het opstellen van een CV) en niet op de test zelf. Voorts vroegen zij dat het verbod van uitlokking ook zou gelden voor derden. Tenslotte verzochten zij, in overeenstemming met bovengenoemd advies van de Adviesraad Sociaal Strafrecht, derden aan dezelfde verplichtingen te onderwerpen als sociale inspecteurs, bijvoorbeeld op het gebied van discretie. Deze eisen werden evenmin in de wet opgenomen.

Diversiteit en integratie op de arbeidsmarkt is van fundamenteel belang. In dit verband blijven de werkgeversorganisaties pleiten voor een positieve aanpak, zodat de vaardigheden en talenten die op de Belgische arbeidsmarkt beschikbaar zijn, daadwerkelijk op waarde worden geschat. Zij verwijzen met name naar de brochure "Diversiteit en gelijke behandeling bij personeelswerving bevorderen" die de NAR in 2020 heeft gepubliceerd en die het resultaat is van een vruchtbare samenwerking tussen de interprofessionele sociale partners.

 

Terug naar themafiche