Mobiliteit: maximale fietsvergoeding verhoogd naar €0,35/km

Vanaf 1 januari 2024 zal het bedrag van de fiscale en sociale vrijstelling voor fietsverplaatsingen van 0,27 euro stijgen tot 0,35 euro per kilometer. De wet en het koninklijk besluit met de vrijstellingen werden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. De regering heeft een compensatie voorzien in 2024, 2025 en 2026 voor werkgevers die de fietsvergoeding verhogen. Daarnaast is er een jaarlijks plafond van 3.500 euro (wet fiscale bepalingen) en zijn er andere voorwaarden ingevoerd. 

mobilité (3)

UPDATE 29/05/2024

Context 

In het kader van de uitvoering van het regeerakkoord, dat tot doel heeft een ambitieuze modal shift te realiseren door het aandeel van duurzame mobiliteitswijzen aanzienlijk te verhogen, heeft de regering het plan Be Cyclist goedgekeurd. Een van de maatregelen in dit plan betreft de promotie van fietsen van en naar het werk. 

Wijziging van de regels 

Hoofdstuk 1 van titel 5 van de wet gaat over de fiscale bepalingen van het Fietsplan. De artikelen 12 tot en met 16 van hoofdstuk 1 introduceren de volgende wijzigingen: 

    • de verhoging van de fietskilometervergoeding naar 0,35 euro; 
    • de invoering van een jaarlijks plafond van 3.500 euro (KB "RSZ" en wet fiscale bepalingen) ; 
    • de verplichting voor werknemers of bedrijfsleiders om te kiezen voor forfaitaire beroepskosten. 

Deze wijzigingen zullen van toepassing zijn vanaf de belastingperiode die begint op 1 januari 2024. 

Enkele belangrijke opmerkingen. Ten eerste maakt het KB duidelijk dat de vrijstelling niet van toepassing is indien de fietsvergoeding in de plaats komt van een beloning, een bonus of een ander voordeel. 

Wat de regel inzake forfaitaire beroepskosten betreft, wilde de wetgever de geldende regels voor vergoedingen voor openbaar vervoer in overeenstemming brengen en zo een dubbele vrijstelling van bedragen vermijden (vrijstelling vergoeding van de werkgever voor woon-werkverplaatsingen en de kosten voor diezelfde verplaatsingen aftrekken van de werkelijke beroepskosten).  

Aangezien er al specifieke codes bestaan voor fietsvergoedingen op loonbrieven en jaarrekeningen (belastingvrije fietsvergoeding, code 420), zou dit geen extra administratieve lasten voor werkgevers met zich meebrengen. De wet legt in ieder geval geen nieuwe verplichtingen op aan werkgevers op dit gebied. Het is echter de verantwoordelijkheid van de werknemer om zijn of haar belastingaangifte correct in te vullen en te kiezen voor forfaitaire beroepskosten. 

Een ander punt om in gedachten te houden: als de kilometervergoeding of het jaarlijkse bedrag wordt overschreden, wordt alleen het overschot behandeld als gewoon loon en onderworpen aan belasting en bijdragen. 

Belastingkrediet 

Afdeling 2 van hetzelfde hoofdstuk voert voor werkgevers "een belastingkrediet in voor de optionele verhoging van de kilometervergoeding voor fietsen die zij toekennen voor verplaatsingen in de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2026".  

Met facultatief wordt hier bedoeld dat de wet voorziet in een vrijstelling, maar op geen enkele manier een verplichte norm vastlegt. In dit opzicht komen sectoren of ondernemingen die zich baseren op het maximale belastingvrije bedrag wel in aanmerking voor de belastingskrediet. Dit is het geval voor veel socialprofitsectoren. 

Omgekeerd bepaalt artikel 18, §1, 5° dat het belastingkrediet "slechts wordt toegekend indien de verhoging van de kilometervergoeding voor fietsen in een collectieve arbeidsovereenkomst, een arbeidsreglement of een individuele arbeidsovereenkomst is opgenomen en op voorwaarde dat de verhoging zonder beperking in de tijd van toepassing is". De overeenkomst moet dus schriftelijk worden vastgelegd en voor onbepaalde tijd gelden. 

Een ander belangrijk punt is dat dit belastingkrediet beschikbaar is voor zowel individuele belastingplichtigen als belastingplichtigen die onderworpen zijn aan vennootschapsbelasting, rechtspersonenbelasting of belasting van niet-inwoners. Het deel van het belastingkrediet dat niet kan worden afgetrokken, wordt terugbetaald als het 2,50 euro bedraagt. Met andere woorden, zelfs als een vzw geen belastingen betaalt, profiteert hij van de belastingvermindering. 

Opmerking: het krediet wordt toegekend aan werkgevers die onderworpen zijn aan de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Met andere woorden, de privésector. Bovendien wordt het krediet toegekend op voorwaarde dat de verhoging van de vergoeding niet door een derde wordt gecompenseerd. De verhoging moet volledig door de werkgever worden gedragen. 

De term "fiets" wordt gedefinieerd in het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer En het krediet is alleen van toepassing op kilometers die met de fiets worden afgelegd tussen de woonplaats en de werkplaats. 

Berekeningsmethode 

Artikel 18, §2, bepaalt dat "het bedrag van het belastingkrediet voor de facultatieve verhoging van de fietskilometertoelage gelijk is aan de facultatieve verhoging van de fietskilometertoelage vermenigvuldigd met het aantal kilometers waarvoor de fietskilometertoelage wordt toegekend". 

Rekening houdend met het feit dat artikel 17, 3°, bepaalt dat de referentievergoeding voor de berekening van de verhoging de vergoeding is die wordt toegekend op 1 juni 2023, met een minimum van 0,18 euro. De geïndexeerde referentiekilometervergoeding moet dus worden afgetrokken van het bedrag dat wordt toegekend in 2024, 2025 en 2026. Dit verschil mag echter niet groter zijn dan 0,05 euro per kilometer. 

Een onderneming heeft bijvoorbeeld op 1 juni 2023 het maximale bedrag van 0,27 euro toegekend. Vanaf 1 januari 2024 betaalt het het nieuwe maximumbedrag van 0,35 euro. Het geïndexeerde referentiebedrag zou 0,28 euro zijn geweest. Het verschil is dus 0,07 euro, maar dit bedrag is geplafonneerd op 0,05 euro (maximale stijging). De onderneming zal dus het aantal kilometers dat zijn werknemers met de fiets afleggen tussen woon-werk verplaatsingen vermenigvuldigen met 0,05 euro. Dit geeft het totale bedrag van de belastingvermindering. 

Modaliteiten

UPDATE 29/03/2024 

De Koning kan de modaliteiten bepalen voor het leveren van het bewijs van het belastingkrediet. Een koninklijk besluit hierover werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 29 maart 2024. 

 

Terug naar themafiche