Hervorming van de patrimoniumtaks

De hervorming van de patrimoniumtaks was een dossier dat een heel hobbelig parcours heeft afgelegd en uiteindelijk op 28 december 2023 werd afgerond door het aannemen van een wetsontwerp diverse fiscale bepalingen. Deze wet voorziet in verschillende maatregelen, waaronder een hervorming van de patrimoniumtaks die verschuldigd is door (i)vzw’s en stichtingen. Na veel inspanningen heeft Unisoc een aantal versoepelingen kunnen binnenhalen t.o.v. het oorspronkelijke ontwerp. Helaas zullen sommige sectoren niet kunnen genieten van deze versoepelingen en zullen ze met extra kosten worden geconfronteerd.

fiscalité

Als onderdeel van de begrotingsaanpassing van 31 maart 2023 heeft de regering besloten om het systeem van patrimoniumtaks voor vzw’s (maar ook ivzw's en private stichtingen) te herzien. Dit houdt in dat het forfaitaire tarief van 0,17% voor organisaties waarvan het vermogen de drempel van € 25.000 overschrijdt, wordt vervangen door een progressief tarief per schijf. Het wetsontwerp houdende diverse fiscale bepalingen, dat een hoofdstuk bevat tot wijziging van het Wetboek der successierechten met het oog op de uitvoering van deze hervorming, werd op 28 december jl. goedgekeurd door de plenaire vergadering van de Kamer.

Meer bepaald werd de drempel voor de totale vrijstelling van de taks verhoogd van € 25.000 naar € 50.000. Voor vzw’s met een vermogen van meer dan € 50.000 werd een systeem van progressieve belasting per schijf ingevoerd, als volgt:

  • niets op de eerste schijf van € 50.000 ;
  • 0,15% op de schijf van € 50.000,01 tot € 250.000;
  • 0,30% op de schijf van € 250.000,01 tot € 500.000; en
  • 0,45% op alles boven € 500.000.

Vzw’s met een vermogen van maximum € 250.000 zullen dus minder betalen dan in het verleden. Voor vzw’s met activa tussen € 250.000 en € 500.000 en vzw’s met activa boven € 500.000 zullen de extra financiële kosten aanzienlijk zijn, in sommige gevallen zelfs bijna verdrievoudigen.

Unisoc heeft de aandacht van de regering al in een heel vroeg stadium gevestigd op de budgettaire impact van deze maatregel op de socialprofitsector, en was verheugd te kunnen vaststellen dat het wetsontwerp voorzag in een “neutraliseringsmechanisme” om de impact van de hervorming te neutraliseren voor organisaties en activiteiten die onder het toepassingsgebied vallen van artikel 44, § 2, 1° en 2° btw-wetboek. Dit neutraliseringsmechanisme houdt in dat 62,3% van de waarde van de activa van de belastingplichtige is vrijgesteld van belasting.

In de praktijk betekent dit neutraliseringsmechanisme dat voor de ziekenhuissector en andere zorg- en welzijnssectoren (waaronder woonzorgcentra, gehandicaptenzorg, huishoudelijke hulp, mutualiteiten en kinderverblijfplaatsen) de hervorming geen negatieve impact heeft en dat het tarief van de patrimoniumtaks +/- 0,17% blijft. De toepassing van het tarief per schijf zou zelfs besparingen moeten opleveren voor organisaties die profiteren van het neutraliseringsmechanisme.

Anderzijds merkte Unisoc op dat drie van de socialprofitsectoren nog niet waren opgenomen in de lijst van begunstigden van het neutraliseringsmechanisme en dus financieel zwaar zouden worden getroffen door de hervorming als deze zou worden doorgevoerd: de maatwerkbedrijven (paritair comité 327), de socioculturele sector (paritair comité 329) en het onderwijs (alleen wat betreft de roerende activa, aangezien de onroerende activa die zijn bestemd voor het onderwijs al een vrijstelling van de belasting genieten).

Unisoc heeft daarom gevraagd om ook voor deze drie sectoren een oplossing te vinden, aangezien hun voortbestaan op het spel kan staan, en het van belang is voor het behoud van de diensten van algemeen belang die ze aan de bevolking leveren.

Na een belangenconflictprocedure gelanceerd door het Franstalige parlement van Brussel (COCOF) en de indiening van een reeks parlementaire amendementen, werden maatwerkbedrijven opgenomen in het neutraliseringsmechanisme.

De inspanningen voor de uitbreiding van dit mechanisme naar de socioculturele en onderwijssectoren werden voortgezet en deze inspanningen wierpen ook hun vruchten af: op 20 december, na een nieuwe ministerraad, kwamen de Vivaldi-partijen (gesteund door Les Engagés) overeen om het neutraliseringsmechanisme open te stellen voor nieuwe sectoren, waaronder sport, cultuur en onderwijs (naast medische huizen, dierenasielen en centra voor private erkende archieven).

Binnen de socioculturele sector zou het amendement betreffende de sportsector al onze leden moeten dekken en het amendement betreffende de cultuursector zou een groot deel van onze leden moeten dekken. Artikel 44, § 2, 9° van het btw-wetboek, waarop de wetgever zich baseert, verwijst naar “de organisatie van toneel-, ballet- of filmvoorstellingen, van tentoonstellingen, concerten of conferenties alsook de leveringen van goederen die nauw samenhangen met deze diensten door instellingen erkend door de bevoegde overheid, mits de inkomsten die zij verkrijgen uit hun werkzaamheid uitsluitend gebruikt worden tot dekking van de kosten ervan”.

Het neutraliseringsmechanisme zou zich dus kunnen richten op een reeks sectoren, zoals culturele centra, amateurkunsten, of zelfs bepaalde instellingen voor permanente vorming of ngo's, maar alles zal afhangen van het soort activiteit dat wordt uitgeoefend. Dit zal geval tot geval onderzocht moeten worden door de fiscus, en in bepaalde gevallen dus met alle rechtsonzekerheid van dien.

Tot slot moet worden opgemerkt dat bepaalde socioculturele sectoren noch onder het amendement voor de sportsector noch onder het amendement voor de cultuursector vallen. Het is om deze rechtsonzekerheid en deze verschillen in behandeling te vermijden, dat Unisoc er altijd voor heeft gepleit dat het neutraliseringsmechanisme van toepassing zou moeten zijn voor de hele socioculturele sector en dus voor het hele PC 329. Helaas is de wetgever niet zo ver gegaan.

Er moet worden opgemerkt dat, na ons verzoek aan het kabinet van minister van Financiën Van Peteghem, het wetsontwerp werd aangepast om de situatie van vermogensbeheerstructuren aan te pakken. Bijvoorbeeld: een ziekenhuis heeft een betalend parking en vertrouwt het beheer van deze parking toe aan een vzw die voor dit doel werd opgericht. De wet bepaalt dat deze vzw ook van het neutraliseringsmechanisme geniet, maar enkel indien ten minste 75% van haar activa door het ziekenhuis worden gebruikt om de handelingen bedoeld in artikel 44, § 2, 1° en 2° btw-wetboek te verrichten. Unisoc had gevraagd om de voorwaarde van 75% te schrappen, maar hier is de wetgever niet in meegegaan.

Opmerking: in het buitenland gelegen onroerende goederen zijn niet langer vrijgesteld.

Het deel van deze wet diverse fiscale bepalingen dat betrekking heeft op de patrimoniumtaks trad in werking op 1 januari 2024. Ter herinnering: die taks moet uiterlijk op 31 maart van het belastingjaar worden betaald. Meer informatie op de website van de FOD Financiën.

 

UPDATE 01/03/2024

U vindt hier ook een circulaire van de AA Patrimoniumdocumentatie van de FOD Financiën met commentaar op de wet van 28 december 2023.

 

Terug naar themafiche