De Tax shift voor de socialprofitsector : het luik sociale Maribel

In het kader van de tax shift wordt op kruissnelheid een budget van 476,8 miljoen EURO per jaar aan de socialprofitsector toegekend. Van deze bijkomende middelen, zal 214,6 miljoen EURO per jaar op kruissnelheid in de sociale Maribel geïnjecteerd worden. Een toelichting ...

Emploi (2)

In de zomer van 2015 heeft de federale regering een akkoord bereikt over een belangrijke (para)fiscale hervorming, beter gekend onder de noemer “tax shift”. Eén van de prioriteiten van de tax shift is de versterking van het concurrentievermogen van de Belgische ondernemingen door middel van een lastenverlaging voor de werkgevers. Het voornaamste doel van deze lastenverlaging is de verlaging van de patronale RSZ-basisbijdrage (inclusief loonmatiging) tot 25%. De socialprofitwerkgevers zijn hierbij niet vergeten!

Voor de social profit is, omwille van haar eigenheid, echter gekozen voor een andere vorm van lastenverlaging: deze richt zich hoofdzakelijk op het versterken van de structurele lastenverlaging en het injecteren van bijkomende middelen in de sociale Maribel. Deze bijdrage zal u informeren over de aanpassingen aan en de bijkomende middelen voor de sociale Maribel.

Het vrijgemaakte budget en de stand van zaken tenuitvoerlegging

In het kader van de tax shift wordt op kruissnelheid een budget van 476,8 miljoen EURO per jaar aan de socialprofitsector toegekend. Van deze bijkomende middelen, zal 214,6 miljoen EURO per jaar op kruissnelheid in de sociale Maribel geïnjecteerd worden.

Deze injectie zal gebeuren volgens het hierna volgende tijdspad:

01/01/2016
01/04/2016
01/01/2018
01/01/2019
01/01/2020
Cumul 2016 tot 2020
+ €30 miljoen
+ €64,3 miljoen
+ €42,8 miljoen
+ €34,7 miljoen
+ €42,8 miljoen
= €214,6 miljoen

De beoogde verhoging van het budget sociale Maribel met 30 miljoen EURO op respectievelijk één januari 2016, één januari 2017 en één januari 2019, zoals in 2014 beslist in het kader van het Competitiviteitspact, zit vervat in het totale budget van 214,6 miljoen EURO. De bedoeling van de regering was aanvankelijk om het luik sociale Maribel samen met het luik structurele lastenverlaging in werking te laten treden (op 1 april 2016). Echter, door het uitblijven van de regelgevende teksten tot wijziging van het KB sociale Maribel waarin de verhogingen Competitiviteitspact vervat zitten, is de eerste schijf van het Competitiviteitspact op 1 januari 2016 toch doorgevoerd. De andere twee schijven zullen wel opgaan in het totale budget dat vanaf 1 april 2016 geleidelijk geïnjecteerd zal worden in de sociale Maribel.

Het ontwerp van KB tot wijziging van het KB sociale Maribel van 28 juli 2002 dat de aanwending van bovenstaande middelen concretiseert, is op de Ministerraad van 5 februari 2016 goedgekeurd. Het ontwerp werd besproken in de Nationale Arbeidsraad, en werd tevens voor advies aan de Raad van State voorgelegd. Leden vinden het ontwerp zoals goedgekeurd door de Ministerraad op onze themafiches over de tax shift en over de sociale maribel (onder de rubriek "Documenten).

De inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen is voorzien voor één januari 2016.

Versterking sociale Maribel

Het budget van 214,6 miljoen EURO zal gebruikt worden voor een versterking van de vermindering van de RSZ-werkgeversbijdragen verschuldigd in het kader van de Sociale Maribel. Parallel hiermee zal dit zorgen voor een verhoging van de dotaties aan de fondsen sociale Maribel ten belope van de hieronder vermelde bedragen.

 -
Bijdrageverminderingen
Dotaties
Privésector
Publieke sector
Privésector
Publieke sector
Vanaf 01/01/2016
€ 13,92
-
€ 13,92
-
Vanaf 01/04/2016
€ 48,41
€ 45,70
€ 48,23
€ 45,52
Vanaf 01/01/2018
€ 69,84
€ 65,44
€ 69,65
€ 65,25
Vanaf 01/01/2019
€ 87,22
€ 81,44
€ 87,02
€ 81,25
Vanaf 01/01/2020
€ 108,65
€ 101,18
€ 108,44
€ 100,98

 De bedragen die vermeld staan in bovenstaande tabel worden per werknemer en per trimester toegepast.

De gehele bijdragevermindering is van toepassing voor elke werknemer die minstens 50% tewerkgesteld is geweest tijdens het afgelopen trimester (50% in vergelijking met een voltijdse betrekking). Voor werknemers uit de sector van de beschutte werkplaatsen, bedraagt dit 33%.

Voor een goed begrip, de bedragen in de tabel moeten opgeteld worden bij de huidige bijdragevermindering sociale Maribel. Dus geen cumul! Concreet betekent dit het volgende voor de meeste ondernemingen uit de socialprofitsector (waarvoor de huidige[1] bijdragevermindering 395,45 EURO bedraagt):

  • € 395,45 + € 13,92 = € 409,37 vanaf 01/01/2016
  • € 395,45 + € 48,41 = € 443,86 vanaf 01/04/2016
  • € 395,45 + € 69,84 = € 462,29 vanaf 01/01/2018
  • € 395,45 + € 87,22 = € 482,67 vanaf 01/01/2019
  • € 395,45 + € 108,65 = € 504,10 vanaf 01/01/2020

Een aantal sectoren genoten reeds van een iets hogere Maribelbijdrage. Voor hen zullen de verhogingen bijgeteld moeten worden bij de volgende bijdragen:

  • 398,83 EURO per rechtgevende werknemer voor de werkgevers van paritair comité voor de gezondheidsinrichtingen en diensten (PC 330), met uitzondering van de werkgevers die onder de omschrijving van het paritaire subcomité voor de tandprothese vallen (330.03)
  • 397,13 EURO per rechtgevende werknemer voor de werkgevers die vallen onder het fonds sociale Maribel van de overheidssector.

De bijkomende middelen vrijgemaakt in het kader van de tax shift, zullen geen toepassing vinden in het paritair comité 318 (de sector van de thuiszorg). Wat is de argumentatie achter deze politieke beslissing? Het PC 318 maakt deel uit van categorie één van de structurele lastenverlaging. Voor de werknemers die ressorteren onder deze categorie worden de werkgeverslasten in het kader van de tax shift sterk teruggedrongen, in die mate zelfs dat de regering geoordeeld heeft dat een verhoging van Maribel niet aan de orde is. De verhoging van €13,92- vanaf één januari 2016 vindt wel toepassing op het PC 318, aangezien deze verhoging in uitvoering van het Competitiviteitspact plaatsvindt.

Aanwending van de bijkomende middelen sociale Maribel

In de aanpassingen aan het KB sociale Maribel, maakt men een onderscheid tussen nieuwe jobs (jobs gecreëerd vanaf 01/01/2016), bestaande jobs en bedreigde jobs.

Nieuwe jobs en bestaande jobs

Nieuw is dat vanaf 1 januari 2016 voor bijkomende tewerkstelling (zogenaamde nieuwe jobs) gestreefd moet worden naar een financiering aan 100% van de werkelijke loonkost. De beheerscomités van de Fondsen sociale Maribel kunnen van dit percentage van 100% enkel bij unanieme beslissing afwijken. Deze regel geldt voor alle bijkomende middelen die door de tax shift ter beschikking worden gesteld.

Het feit dat men moet streven naar een volledige tussenkomst in de werkelijke loonkost, betekent dat het loonplafond van de tussenkomst bedoeld in artikel 12, vierde lid niet van toepassing is op de nieuwe bijkomende tewerkstelling gerealiseerd met de middelen van de tax shift! Dit loonplafond bedraagt 64.937,84 EURO, met indexering komt dit neer op 80.743,71 EURO.

Nieuw is ook dat dat artikel 49 aangevuld wordt met een bepaling die expliciteert dat de middelen sociale Maribel ook gebruikt mogen worden om geleidelijk het niveau van de tussenkomsten voor de al bestaande sociale Maribeljobs te verhogen. Deze verhogingen zullen wel rekening moeten houden met het plafond van tussenkomst bedoeld in artikel 12, vierde lid (geïndexeerd is dit 80.743,71 EURO). Deze herfinanciering moet zorgen voor duurzame en stabiele banen in alle sectoren.

Bovenstaande twee nieuwigheden vormen een belangrijk begin van antwoord op twee hoofdbekommernissen van Unisoc en haar leden in het dossier van de tax shift:

  • Om tegemoet te komen aan de actuele noden van en de realiteit in de socialprofitsector, is het belangrijk dat de financiering van de tewerkstelling afdoende is en dat het loonplafond opgetrokken wordt. Een van de essentiële
  • elementen in dit kader is dat de kloof tussen de werkelijke tewerkstellingskost en de loonplafonds weggewerkt wordt.
  • Het is bovendien belangrijk om aan de werkgevers de beslissingsruimte te laten, en, dus ook, de noodzakelijke financiële middelen om de doelstellingen van jobcreatie te verzoenen met de concrete noden inzake de vrijwaring van tewerkstelling alsook de leefbaarheid en de optimale werking van de structuren.

Bovenstaande twee nieuwigheden lagen voor Unisoc tijdens de onderhandelingen samen in de weegschaal. Ze laten de werkgevers in de fondsen toe om akkoord te gaan met een lager financieringspercentage voor de nieuwe jobs, op voorwaarde dat de middelen die zodoende vrijkomen gebruikt worden voor een herfinanciering van de bestaande jobs sociale Maribel (voor zover gewenst en/of noodzakelijk uiteraard).

Bedreigde jobs

Naast de mogelijkheid om de bestaande jobs te herfinancieren, maakt het KB tot aanpassing van het KB sociale maribel het mogelijk om met de nieuwe bijkomende middelen de jobs sociale Maribel die in hun voortbestaan bedreigd zijn bijkomend te financieren. Het KB bepaalt wat bedreigde jobs zijn, het budget dat voor deze maatregelen gebruikt kan worden en de wijze van aanwending.

Vanuit principieel oogpunt is dit een goede maatregel. Zoals bovenstaand vermeld, is de vrijwaring van tewerkstelling steeds één van de prioriteiten van Unisoc in dit dossier geweest. We vrezen evenwel dat de definitie van een bedreigde job te stringent is en de procedure te zwaar. Time will tell … Eind 2017 evalueert de regering de werking en de toepassing van de bepalingen die door het nieuwe KB ingevoerd worden.

(Voor meer informatie over dit punt verwijzen we naar het ontwerp van KB zelf.)

Vrijstelling beschutte werkplaatsen

De beschutte werkplaatsen worden voor de helft van het bijkomende budget sociale Maribel vrijgesteld van de verplichting om deze integraal in nieuwe jobs om te zetten. Deze vrijstelling is niet nieuw, maar enkel een verderzetting van de regel zoals toegepast op alle bijkomende budgetten van de afgelopen jaren.

Het referentiejaar

Naast het principe van 100% financiering van nieuwe jobs en de drie mogelijkheden om af te wijken van de verplichting tot bijkomende jobcreatie (met name de herfinanciering van de bestaande jobs, de bijkomende financiering van de bedreigde jobs en de 

vrijstelling voor de BW’s), voorziet het nieuwe KB nog een derde belangrijke element, met name de wijziging van het referentiejaar.

Op dit moment vergelijkt het beheerscomité van elk sectoraal fonds per werkgever het arbeidsvolume van het afgelopen jaar met het arbeidsvolume van 2005.

Vanaf 1 januari 2016 wordt er voor de controle van het arbeidsvolume gekeken naar het gemiddelde van het tweede (n-1) en het derde jaar (n-3) voorafgaand aan het lopende jaar. Dat cijfer wordt dan vergeleken met het arbeidsvolume van het jaar waarin er voor de laatste keer een Maribeljob aan de onderneming werd toegekend. Dit laatste is het arbeidsvolume dat de werkgever minimaal moet continueren. Indien het gemiddelde arbeidsvolume van twee en drie jaar terug lager ligt dan het arbeidsvolume van het laatste jaar van toekenning, en indien de werkgever geen afwijking van het bevoegde sectorfonds heeft verkregen, zal hij de verkregen tussenkomst moeten terugstorten.

De nieuwe referentieperiode zal van toepassing zijn op alle sociale Maribelsectoren en op alle jobs. Dit betekent zowel de nieuwe jobs die gecreëerd zullen worden vanaf 1 januari 2016, en de jobs die reeds bestonden.

Uitleg aan de hand van een voorbeeld:

Jaar 2011(n-5) 2012(n-4): laatste Maribeljob toegekend 2013(n-3) 2014(n-2) 2015(n-1) 2016(n)
Arbeidsvolume 95 102 103 104 104 106
- - - Gemiddelde 2013 en 2014 = 103,5 - -

 In dit voorbeeld tonen we aan hoe de referentieperiode toegepast moet worden.

  • We bevinden ons momenteel in het jaar 2016.
  • Wanneer een fonds het continueren van het arbeidsvolume nagaat, wordt het gemiddelde arbeidsvolume van de jaren 2013 (n-3) en 2014 (n-2) berekend. Dit gemiddelde bedraagt in ons voorbeeld 103,5.
  • Dit arbeidsvolume van 103,5 moet vergeleken worden met het volume in het laatste jaar dat aan de onderneming een Maribeljob toegekend werd. In ons voorbeeld is dit het jaar 2012 met een arbeidsvolume van 102.

=> Conclusie: in bovenstaand voorbeeld werd de tewerkstelling in vergelijking met 2012 minstens gecontinueerd.

Toepassingsprobleem:

Indien het laatste jaar van toekenning van een Maribeljob samenvalt met n-1, n-2 of n-3, dan is het moeilijk om te vergelijken of het arbeidsvolume al dan niet werd gecontinueerd. Het fonds zal voor deze situaties bijzondere aandacht moeten hebben, en elk individueel geval apart bestuderen en beoordelen.

Enkele andere elementen

 Voor de volledigheid van onze informatie vermelden we nog de volgende drie elementen:

  • Het ontwerp van KB actualiseert ook het aantal werknemers voor de diensten van de Vlaamse, Franse en Duitstalige Gemeenschap, die volgens artikel 1, ten derde, m) onder het toepassingsgebied vallen van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 inzake de sociale Maribel.
  • Het ontwerp van KB versterkt de financiële en administratieve controle van de Maribelfondsen. Een nieuw artikel 21/1 bepaalt dat de fondsen tegen uiterlijk 30 april van het lopende jaar aan de bevoegde ministers (Werk en Sociale Zekerheid) een rapport moeten bezorgen met betrekking tot de toewijzingen in het voorgaande jaar. De informatie die dit rapport moet bevatten, staat exhaustief opgesomd in het nieuwe KB.
  • Uiterlijk eind juni 2016 formuleren de bevoegde ministers een voorstel over het verbeteren van de administratieve processen en de financiële transparantie van de fondsen sociale Maribel met inbegrip van de criteria van toewijzing.

Conclusie

Unisoc heeft vooral ingezet op het verkrijgen van een afdoende oplossing voor de problematiek van de loonkloof, namelijk de kloof tussen de financiële tussenkomst voor een job sociale Maribel en de reële kost ervan. We zijn tevreden dat de weerhouden beleidsopties de problematiek erkennen, en de werkgevers een belangrijke hefboom geven om in de fondsen een bespreking ten gronde over deze problematiek af te dwingen. De nieuwe bepalingen lossen de problematiek weliswaar nog niet volledig op, maar vormen desalniettemin een belangrijke stap in de goede richting.

We betreuren wel dat het paritair comité 318, de sector van de thuiszorg, niet zal genieten van de bijkomende verhogingen toegekend in het kader van de tax shift. Deze beslissing mag, voor wat ons betreft, geen precedent vormen voor de aanwending van toekomstig bijkomende budgetten voor de sociale Maribel. Dit werd dan ook als boodschap van Unisoc hernomen in het NAR-advies over dit ontwerp van KB.

Afrondend kunnen we stellen dat de beleidsopties vanuit werkgeversperspectief de juiste weg ingeslagen zijn. De weg is misschien nog niet volledig afgelegd, maar de richting is alvast de juiste!

Ga naar themafiche Tax shift

Ga naar themafiche sociale Maribel