De Tax shift voor de socialprofitsector : het luik structurele lastenverlaging

In de zomer van 2015 heeft de federale regering een akkoord bereikt over een belangrijke (para)fiscale hervorming, beter gekend onder de noemer “tax shift”. Het voornaamste doel van deze lastenverlaging is de verlaging van de patronale RSZ-basisbijdrage  tot 25%. De socialprofitwerkgevers zijn hierbij niet vergeten!

budget (3)

Voor de social profit is, omwille van haar eigenheid, gekozen voor een andere vorm van lastenverlaging: deze richt zich hoofdzakelijk op het versterken van de structurele lastenverlaging en het injecteren van bijkomende middelen in de sociale Maribel. De tax shift treedt in werking op één april 2016 en wordt tot en met 2020 geleidelijk uitgerold.

Voorafgaandelijke opmerking: de drie categorieën van de structurele lastenverlaging

Voor het goede begrip, herhalen we eerst wat begrepen moet worden onder de drie categorieën van de structurele lastenverlaging.

Categorie 1 van de structurele lastenverlaging bestaat uit alle werknemers die niet behoren tot categorie 2 of categorie 3. Het betreft meer bepaald de werknemers uit de profitsector, alsook uit de hierna volgende socialprofitsectoren:

  • Het paritair comité 318 (thuiszorg);
  • Het paritair comité 337 (aanvullend paritair comité non profit);
  • De sociale werkplaatsen;
  • De paritaire comités 152 en 225 (onderwijs).

In categorie 2 van de structurele lastenverlaging gaat het om werknemers die tewerkgesteld worden door werkgevers die onder het toepassingsgebied van de sociale Maribel ressorteren (met uitzondering van de werknemers tewerkgesteld bij een werkgever die ressorteert onder het PC 318 van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, alsook de werknemers tewerkgesteld in een beschutte werkplaats).

Categorie 3 van de structurele lastenverlaging omvat de werknemers die tewerkgesteld worden in een erkende beschutte werkplaats.

Budget vrijgemaakt in het kader van de tax shift

Het verlagen van de RSZ-werkgeversbijdragen heeft natuurlijk een kostprijs. Om dit luik van de tax shift te realiseren, wordt ten eerste het budget dat momenteel in de structurele lastenverlaging wordt geïnjecteerd, geheroriënteerd.

Daarnaast heeft de regering een bijkomende enveloppe van iets meer dan drie miljard euro op kruissnelheid (tegen 2020) vrijgemaakt. Deze enveloppe bestaat uit volgende onderdelen:

  • Dit budget is inclusief het budget van het Competitiviteitspact van ongeveer één miljard EURO dat in 2014 onder de regering Di Rupo al beslist was.
  • Daarnaast is een deel van het budget afkomstig uit het afschaffen van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing ten belope van 1% van het brutoloon voor de ondernemingen uit categorie 1 van de structurele lastenverlaging. De sector van de thuiszorg, het paritair comité 318, vormt hierop een uitzondering. Dit paritair comité, alsook de categorieën 2 en 3 verliezen deze vrijstelling niet! Op die manier blijft de fiscale Maribel, die met deze middelen gefinancierd wordt, gevrijwaard. Dit betekent dus dat 0,75% van de vrijgestelde bedrijfsvoorheffing nog steeds in tewerkstelling geïnvesteerd zal worden (fiscale Maribel), en 0,25% vrij te besteden blijft door de ondernemingen. We herinneren eraan dat in Vlaanderen de 0,25% gebruikt wordt voor de financiering van de tweede pensioenpijler en de FSO-werkgeversbijdrage.
  • Een aantal fiscale en parafiscale maatregelen waar hier niet verder op wordt ingegaan.

Deze enveloppe van 3 miljard EURO is verdeeld tussen de werkgevers uit categorie 1 enerzijds, en de werkgevers uit de categorieën 2 en 3 anderzijds.

Aan categorie 1 is een budget toegekend van 2,55 miljard euro. Het totale budget dat toebedeeld is aan de socialprofitsectoren uit categorieën 2 en 3 bedraagt 476,8 miljoen euro. Dit budget wordt als volgt verdeeld:

    • 50% van de middelen wordt aangewend om de structurele lastenvermindering te versterken (238,4 miljoen euro).
    • 45% van de middelen wordt geïnjecteerd in de sociale Maribel (214,6 miljoen euro).
    • 5% van de middelen zal dienen voor maatregelen voor ziekenhuizen (23,8 miljoen euro). Vooralsnog heeft de federale regering niet beslist hoe deze middelen concreet aangewend zullen worden.

Opmerking! Zoals hoger al gezegd, vallen een aantal socialprofitsectoren onder categorie 1. Dit betekent dus dat ook een deel van de 2,55 miljard euro naar de social profit vloeit.

De patronale RSZ-basisbijdrage

In de inleiding vermeldden we al dat het voornaamste doel van de tax shift bestaat uit het realiseren van een patronale RSZ-basisbijdrage (inclusief loonmatiging) van 25%. Tot 1 april 2016bedroeg dit 32,40%. De regering wil deze verlaging realiseren tegen 2018. Om misverstanden te vermijden, herhalen we nogmaals dat deze verlaagde basisbijdrage niet van toepassing zal zijn op de socialprofitwerkgevers uit categorie 2 waarvoor de middelen van de tax shift op een alternatieve wijze aangewend worden.

De patronale basisbijdragevoet financiert de klassieke stelsels van de sociale zekerheid (pensioenen, ziekte en invaliditeit, werkloosheid, arbeidsongevallen en beroepsziekten). Aan de basisbijdragevoet wordt vervolgens voor bijna alle werkgevers de loonmatiging toegevoegd. De loonmatigingsbijdrage bestaat uit drie onderdelen. Dit ziet u in onderstaande tabel.

  -
ACTUEEL
01/04/16
01/01/18
Basiswerkgeversbijdragen (BWB)
24,92%
22,65%
19,88%
Loonmatiging vast
5,67%
5,67%
4,27%
Loonmatiging op BWB
5,67% X 24,92
= 1,41%
5,67% x 22,65
= 1,28%
4,27% x 19,88
= 0,85%
Loonmatiging 0,40%
0,40%
0,40%
0%
TOTAAL
32,40%
30%
25%

Opgelet! De totale RSZ-bijdragen die de werkgever verschuldigd is, beperken zich niet tot de deze basisbijdragevoet en de loonmatiging. De eigenlijk verschuldigde bijdragen zijn hoger doordat ook een aantal bijzondere bijdragen verschuldigd zijn. Voorbeelden van bijzondere bijdragen zijn de bijdragen voor het FSO en de bijzondere bijdrage arbeidsongevallen.

De structurele lastenverlaging: algemeen

De tax shift wijzigt eveneens de structurele lastenverlaging. De structurele lastenverlaging kan men omschrijven als een korting op de RSZ-bijdragen die verschuldigd zijn door de werkgever. De structurele lastenverlaging vermindert dus de basiswerkgeversbijdrage inclusief loonmatiging (net als de sociale Maribel en de doelgroepverminderingen deze bijdragen ook verminderen). 

De structurele lastenverlaging bestaat uit drie componenten die verschillend zijn voor de drie categorieën:

  • Een forfait, een vast verminderingsbedrag ongeacht het loon van de werknemer;
  • Een lage lonencomponent, dit is een extra vermindering bovenop het vast verminderingsbedrag indien het refertekwartaalloon S lager is dan de vastgestelde loongrens;
  • Een hoge lonencomponent, dit is een extra vermindering bovenop het vast verminderingsbedrag indien het loon W hoger is dan een vastgestelde loongrens.De bedragen van de structurele lastenverlaging zoals onderstaand vermeld, zijn van toepassing op kwartaalbasis en voor een voltijdse tewerkstelling (en moeten dus geproportionaliseerd worden voor een deeltijdse tewerkstelling).  

De structurele lastenverlaging voor categorie 1

De structurele lastenverlaging zal zich in de toekomst voor categorie beperken tot de lage lonencomponent. Een belangrijk deel van de huidige middelen in de structurele lastenverlaging voor categorie 1 moeten immers geheroriënteerd worden om de geleidelijke vermindering van de RSZ-basisbijdrage (inclusief loonmatiging) tot 25% (in 2018) mee te financieren. De lage lonenvermindering blijft behouden en wordt aanzienlijk versterkt.

Wij hebben de evolutie van de lastenverlaging voor categorie 1 in een tabel gegoten:

 ---
BWB (incl. loon-matiging)
Forfait
Alfa
Lage loongrens
Delta
Hoge loongrens
ACTUEEL
32,4%
462,60 +
0,1620 x
(5.560,49 - S)
0,0600 x
(W - 13.401,07)
01/04/2016
30%
438,00 +
0,1369 x
(6.900,00 - S)
0,0600 x
(W - 13.401,07)
01/01/2018
25%
-
0,1280 x
(8.850,00 - S)
-
-
01/01/2019
25%
-
0,1400 x
(9.035,00 - S)
-
-

(Alfa en Delta bepalen de stijging van de lastenverlaging naarmate een loon lager respectievelijk hoger ligt dan de loongrens.)

Deze tabel toont aan dat aan de basisbijdragevoet inclusief loonmatiging geleidelijk aan zal dalen om vanaf 2018 te komen tot een bijdrage van 25%. Om dit mee te financieren wordt het forfait geleidelijk aan afgeschaft en verdwijnt de hoge lonenvermindering, beiden met ingang van 1 januari 2018.

De regering heeft speciale aandacht voor de lage lonen. Om de aanwerving van werknemers met een laag loon te bevorderen, wordt de lage lonengrens aanzienlijk opgetrokken. Nu bedraagt deze nog 5.560,49 euro per trimester. Vanaf 2020 zal dit maar liefst 9.035 euro per trimester zijn! Concreet betekent dit dat de werkgever in 2020 van een extra lastenverlaging zal kunnen genieten voor alle bruto maandlonen lager dan 3.011,67 euro! Dit is een “extra” lastenverlaging, in die zin dat het voordeel voor de werkgever bovenop de geleidelijke vermindering van de basisbijdrage (inclusief loonmatiging) komt.

Het verhogen van de lage lonengrens heeft twee effecten:

  • Meer banen zullen onder de lage lonengrens vallen, waardoor de werkgever voor meer jobs van een lastenverlaging zal kunnen genieten.
  • Daarenboven zullen de loonniveaus die vandaag al onder de lage lonengrens vallen in de toekomst het recht op een hogere lastenverlaging voor de werkgever openen (het bedrag waarmee de alfa vermenigvuldigd wordt, zal immers stijgen).

De structurele lastenverlaging voor categorie 2

Voor categorie 2 blijft de patronale basisbijdrage inclusief loonmatiging ongewijzigd. Het is niet mogelijk om een daling tot 25% door te voeren. Een belangrijk deel van het budget lastenverlaging dat in de afgelopen jaren voor deze categorie vrijgemaakt is, zit immers in de sociale Maribel (en niet uitsluitend in de structurele lastenverlaging zoals voor categorie 1). Een heroriëntering van deze middelen zou de jobs sociale Maribel op de helling plaatsen, wat uiteraard nooit de bedoeling is geweest. Daarom is gezocht naar een alternatief om de middelen die beschikbaar zijn gesteld in het kader van de tax shift in te zetten: de introductie van een forfaitair verminderingsbedrag.

De lastenverlaging voor categorie 2 zal er de komende jaren als volgt uitzien:

 -
BWB (incl. loon-matiging)
Forfait
Alfa
Lage loongrens
Delta
Hoge loongrens
ACTUEEL
32,4%
0 +
0,2557 x
(6.150 - S)
0,0600 x
(W – 12.484,80)
01/04/2016
32,4%
24 +
0,2557 x
(7.110 - S)
0,0600 x
(W – 12.484,80)
01/01/2018
32,4%
49 +
0,2557 x
(7.218 - S)
0,0600 x
(W – 12.484,80)
01/01/2019
32,4%
49 +
0,2557 x
(7.590 - S)
0,0600 x
(W – 12.484,80)

Wat nog niet in de tabel voorkomt, maar wel al blijkt uit de begrotingsnotificaties, is dat met ingang van 1 januari 2020 het forfait tot 79 EURO verhoogd zou worden.

Wat kunnen we concluderen uit bovenstaande tabel?

  • In tegenstelling tot de andere categorieën blijft de basisbijdragevoet (inclusief loonmatiging) van categorie 2 ongewijzigd,.
  • Vanaf 1 april 2016 wordt een forfait voor categorie 2 ingevoerd. Dit is een heel nieuw gegeven! De werkgever heeft recht op dit forfait ongeacht het loon van de werknemer (op kwartaalbasis en bij volledige prestaties, dus geproratiseerd op basis van de prestatiebreuk). We herhalen dat de werkgevers uit categorie 2 tot nog toe enkel recht hadden op een vermindering voor de lage en de hoge lonen.
  • De verhoging van de lage lonengrens zoals voorzien in het Competitiviteitspact wordt doorgevoerd. Het Pact voorzag in een verhoging in drie fases van telkens 480 euro (1.440 euro in het totaal). In 2019 zal de lage lonengrens 7.590 euro per trimester bedragen (dit is 2.530 euro bruto per maand). Een verhoging van deze grens maakt dat meer banen vallen onder de lage lonengrens en dus het recht op een extra lastenverlaging, bovenop het forfait, voor de werkgever openen. Een verhoging van de grens heeft ook als gevolg dat de werkgever voor de lonen die momenteel al onder de lage lonengrens vallen, van een hogere lastenverlaging zal genieten.

Categorie 2 is de enige categorie waarvoor ook na 1 januari 2018 nog een hoge lonenvermindering blijft bestaan.

De structurele lastenverlaging voor categorie 3

Categorie 3 ondergaat vanaf 1 april 2016 een belangrijke wijziging: er zal vanaf dan een onderscheid gemaakt worden tussen valide en mindervalide werknemers. Beide zullen van een verschillend systeem van lastenverlaging genieten.

Op welke basis wordt het onderscheid tussen valide en mindervalide werknemers gemaakt? Daarvoor wordt verwezen naar de notie van mindervalide werknemer die al gekend is in het kader van de vrijstelling van de loonmatigingsbijdrage: werknemers die het recht openen op een vrijstelling van de loonmatigingsbijdrage worden beschouwd als mindervalide werknemers voor de toepassing van de structurele lastenverlaging.

De valide werknemers:

 -
BWB (incl. loon-matiging)
Forfait
Alfa
Lage loongrens
Delta
Hoge loongrens
ACTUEEL
32,4%
471 +
0,1785 x
(7.225 - S)
0,0600 x
(W – 12.484)
01/04/2016
30%
438 +
0,1369 x
(7.500 - S)
0,0600 x
(W – 12.484)
01/01/2018
25%
-
0,1280 x
(9.450 - S)
-
-
01/01/2019
25%
-
0,1400 x
(9.635 - S)
-
-

U ziet dat de valide werknemers dezelfde logica volgen als categorie 1: een gestage daling van de basisbijdrage (inclusief loonmatiging) naar 25%, een versterking van de lage lonenvermindering, het geleidelijk aan verdwijnen van het forfait en het afschaffen van de hoge lonencomponent.

Het is echter belangrijk om op te merken dat valide werknemers uit categorie 3 nog steeds voordeliger worden behandeld als de werknemers uit categorie 1: de lage lonengrens voor de valide werknemers uit categorie 3 is op kruissnelheid immers 600 euro hoger dan in categorie1! Dit betekent dat de lage lonengrens tegen 2019 een bedrag van 9.635 euro per trimester zal bereiken (op maandbasis komt dit neer op een brutoloon van 3.211,67 euro). In vergelijking met categorie 1, zullen dus meer lage lonen het recht op een extra vermindering (bovenop de verlaagde RSZ-werkgeversbijdragen) openen.

De mindervalide werknemers:

 -
BWB (incl. loon-matiging)
Forfait
Alpha
Lage loongrens
Delta
Hoge loongrens
ACTUEEL
24,92%
471 +
0,1785 x
(7.225 - S)
0,0600 x
(W – 12.484)
01/04/2016
22,65%
420 +
0,1785x
(8.185 - S)
0,0600 x
(W – 12.484)
01/01/2018
19,88%
260 +
0,1785 x
(8.850 - S)
-
-
01/01/2019
19,88%
375 +
0,1785 x
(9.035 - S)
-
-

 Welke elementen vallen in deze tabel vallen op?

  • De basisbijdrage ligt lager dan voor categorie 1 en de valide werknemers uit categorie 3. De reden hiervoor is dat de werkgevers voor de mindervalide werknemers uit categorie 3 geen loonmatigingsbijdrage verschuldigd zijn (dit is een principe dat al in het verleden van toepassing was).
  • In tegenstelling tot de valide werknemers uit dezelfde categorie, blijven de mindervalide werknemers wel het recht op een forfaitaire vermindering openen!
  • De lage lonengrens wordt geleidelijk aan opgetrokken tot 9.035 euro per trimester op 1 januari 2019 (of 3011,67 bruto per maand, wat hetzelfde niveau is als voor de werknemers uit categorie 1).
  • De hoge lonengrens wordt vanaf 1 januari 2018 afgeschaft. In de praktijk zal dit geen gevolgen genereren: mindervalide werknemers met een loon dat de hoge lonengrens overstijgt, komen in de praktijk niet voor.

Een overzicht van de budgetten voor de (structurele) lastenverlaging per sector

In onderstaande tabel vindt u de bedragen die het totale budget structurele lastenverlaging (forfait, lage- en hoge lonenvermindering) per sector weergeven tot op heden. Dit wordt vergeleken met het budget dat elke sector in 2020 (op kruissnelheid) zal genieten.

TOTALE BUDGET STRUCTURELE PER SECTOR
Tot en met 31/03/2016
Vanaf 01/01/2020
PC 319
€ 3.697.302
€ 32.064.997
PC 327
€ 84.179.735
€ 81.775.298*
PC 329
€ 13.270.518
€ 52.250.571
PC 330
€ 31.389.528
€ 142.246.655
PC 331
€ 3.493.117
€ 13.485.141
PC 332
€ 1.209.439
€ 10.104.179
  • Het budget van de structurele lastenverlaging (forfait, lage- en hoge lonenvermindering) is voor de beschutte werkplaatsen quasi identiek gebleven. Zij zullen hun winst echter halen uit de verlaging van het basisbijdragepercentage. Dit komt tot uiting in onderstaande tabel, waarin we de huidige netto patronale bijdragen per sector vergelijken met de netto patronale bijdragen in 2020.
NETTO PATRONALE BIJDRAGEN PER SECTOR
Tot en met 31/03/2016
Vanaf 01/01/2020
Verschil
PC 319
€ 631.505.380
€ 603.137.685
€ 28.367.695
PC 327
€ 82.969.314
€ 49.427.178
€ 33.542.136
PC 329
€ 482.958.389
€ 443.978.336
€ 38.980.053
PC 330
€ 2.373.292.188
€ 2.262.435.061
€ 110.857.127
PC 331
€ 87.759.100
€ 77.767.076
€ 9.992.024
PC 332
€ 87.709.986
€ 78.815.246
€ 8.894.740

Indien u meer gedetailleerde cijfers wenst, verwijzen wij naar de themafiche van dit nieuwbericht (onder de rubriek "Documenten"). In deze bijlage vindt u een overzicht van de totale budgetten per jaar (in 2016, 2018 en 2020) en per sector. Daarenboven worden de drie componenten van de structurele lastenverlaging (forfait, lage lonencomponent en hoge lonencomponent) uitgesplitst. Deze cijfers zijn enkel beschikbaar voor de categorieën 2 en 3. Deze cijfers zijn afkomstig van simulaties van de RSZ.

Conclusie

De tax shift wordt met ingang van één april 2016 stelselmatig uitgerold, ook voor de social profit.

Unisoc is tevreden met het resultaat van de besprekingen die de afgelopen maanden plaatsgevonden hebben. Ter afsluiting, sommen we hier de, in onze ogen, belangrijkste verwezenlijkingen op:

  1. Een eerste verwezenlijking lijkt vanzelfsprekend, maar was dat zeker niet. De socialprofitsector heeft haar “rechtmatig” deel van de middelen uit de enveloppe voor de tax shift ontvangen. Dit budget staat in verhouding tot haar aandeel in de globale tewerkstelling. Daarenboven werd het volledige budget Competitiviteitspact gevrijwaard (luik lage lonencomponent én sociale Maribel)! Vooral het behoud van het budget voor lage lonen ten belope van 112 miljoen EURO was verre van evident!
  2. Daarenboven wordt er aan de socialprofitwerkgevers de nodige beslissingsruimte gelaten om de doelstelling van jobcreatie te verzoenen met de concrete noden inzake vrijwaring van de tewerkstelling alsook de leefbaarheid en de optimale werking van de structuren: 238,4 miljoen EURO is namelijk vrijgemaakt om de patronale RSZ-bijdragen te verlagen via de structurele lastenverlaging.
  3. Voor het eerst wordt voor categorie 2 een forfaitaire structurele vermindering ingevoerd! Dit forfait is van toepassing ongeacht het loonniveau. Op dit moment genieten de werkgevers van categorie 2 enkel van een vermindering voor hoge en lage lonen. De werkgever kan zelf beslissen welke bestemming hij aan de aldus vrijgekomen middelen geeft.
  4. Voor categorie 3 worden de middelen op zo’n wijze aangewend dat hun concurrentiepositie ten opzichte van de werkgevers uit categorie één volledig gevrijwaard wordt. 

Ga naar themafiche