CAO 104 over het werkgelegenheidsplan oudere werknemers eindelijk geëvalueerd

Het heeft meer dan een jaar geduurd, maar op 19 juli 2016 bracht de Nationale Arbeidsraad een unaniem advies en een aanbeveling uit over de evaluatie van CAO 104 inzake het werkgelegenheidsplan oudere werknemers. Unisoc is tevreden met het akkoord van de sociale partners en licht beide instrumenten toe, die kaderen in het actuele debat rond werkbaar werk.

travailleurs âgés (3)

Waarover gaat CAO 104?

CAO 104, afgesloten in juni 2012, verplicht ondernemingen met meer dan 20 werknemers om ieder jaar of voor meerdere jaren een werkgelegenheidsplan op te stellen. Dit plan moet maatregelen bevatten om het aantal werknemers van 45 jaar en ouder in de onderneming te behouden of te verhogen.

De sociale partners hebben deze CAO afgesloten omdat ze het noodzakelijk achten in de ondernemingen een dynamiek op gang te brengen om het aantal oudere werknemers te behouden of te verhogen. CAO 104 sensibiliseert ondernemingen voor de uitdaging van het leeftijdsbewust personeelsbeleid, zonder hen vooraf bepaalde verplichtingen op te leggen.

CAO 104 voorziet een evaluatie van de uitvoering van de bepalingen twee jaar na de inwerkingtreding ervan. Deze evaluatie werd begin 2015 aangevat et werd op 19 juli 2016 afgesloten met een aanbeveling aan de sectoren en een advies nr. 1988. De evaluatie heeft zo lang op zich laten wachten door een meningsverschil tussen werkgevers en vakbonden: de vakbonden waren, o.i. ten onrechte, van mening dat de meeste werkgevers van “slechte wil” waren geweest om de CAO uit te voeren.

Wat leert ons de evaluatie van CAO 104 ?

In het algemeen citeren de sociale partners de moeilijkheid om de effecten van de CAO te isoleren, versterkt nog door de zeer korte periode van inwerkingtreding. Tal van factoren beïnvloeden de tewerkstelling van oudere werknemers, waaronder een aantal los staan van het beleid van de onderneming. Het belang van een constructieve sociale dialoog in de onderneming wordt ook onderstreept, om de meest relevante maatregelen te identificeren en te implementeren; die verschillen immers van onderneming tot onderneming.

De maatregelen die de ondernemingen sinds 2013 het vaakst hebben toegepast, zijn er meestal op gericht het aantal werknemers van 45 jaar en ouder in de onderneming te behouden. De populairste actiegebieden hebben betrekking op de ontwikkeling van competenties en kwalificaties, op de mogelijkheden voor een aanpassing van de arbeidstijd en op de loopbaanontwikkeling en –begeleiding, alsook op de gezondheid van de werknemers.

De sociale partners stellen eveneens vast dat menig werkgelegenheidsplan bestaande maatregelen heeft bevestigd. CAO 104 biedt die mogelijkheid om initiatieven, die soms al lang bestaan in bepaalde sectoren en ondernemingen, te valoriseren. De NAR nodigt ondernemingen die hiervoor opteren echter uit om hun reflectie over leeftijdsbewust personeelsbeleid verder te zetten.

Tot slot moeten we jammer genoeg vaststellen dat bepaalde ondernemingen geen enkel debat lanceerden over de uitvoering van CAO 104 of gekozen hebben voor weinig duidelijke maatregelen. De NAR nodigt deze ondernemingen uit om zich snel in orde te stellen.

En voor de toekomst?

Heel concreet vestigen de sociale partners de aandacht van de ondernemingen op het belang van een voorafgaande diagnose van hun situatie (welke maatregelen en initiatieven bestaan er in de onderneming of de sector? Hoe ziet de leeftijdsstructuur en –evolutie in de onderneming eruit?). Het is ten andere belangrijk om van bij de aanvang van het reflectieproces over de te nemen maatregelen, de gewenste effecten te bepalen en de manier waarop ze opgevolgd zullen worden.

Het advies onderstreept eveneens het belang en het positieve resultaat van de sectorale initiatieven. De NAR merkt op dat, hoewel het geen verplichting is, bepaalde sectoren “hebben zich daarbij immers niet beperkt tot de mogelijkheid om de lijst van de in de cao voorziene mogelijke initiatieven aan te vullen. Zij hebben ook een reeks sectorale initiatieven genomen om sectorale fondsen te reserveren, een beroep te doen op externe fondsen, tussen te komen in opleiding, het ter beschikking stellen van deskundigen, het verspreiden van goede voorbeelden, …”.

De NAR besloot dus om een aanbeveling te koppelen aan zijn advies, gericht aan alle sectorale actoren, teneinde dergelijke initiatieven te bevorderen. Hij stelt er een niet exhaustieve lijst van op.

Tot slot benadrukt het advies van de NAR de promotie van CAO 104. De NAR vraagt de overheid een internet-platform op te zetten waarop alle nuttige instrumenten ter beschikking worden gesteld van de ondernemingen en de sociale partners.

Ga naar themafiche