Vorming - Opleidingsinspanningen (vanaf 2017)

Beschrijving van het dossier

De wet betreffende werkbaar en wendbaar werk van 5 maart 2017 hervormt het stelsel van de beroepsopleidingen.

Artikel 30 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact bepaalde tot 2017 dat de globale opleidingsinspanningen 1,9% moesten bedragen van de totale loonmassa van de ondernemingen van de privésector.

Voor elk jaar dat de globale inspanning van 1,9% niet werd gehaald, moesten de ondernemingen die behoren tot de sectoren die onvoldoende opleidingsinspanningen realiseren, een aanvullende werkgeversbijdrage van 0,05% van de loonmassa betalen. De sectoren die onvoldoende inspanningen leverden, waren diegene die, voor het jaar waarop de evaluatie betrekking had, geen cao hadden afgesloten die voorzag in bijkomende opleidingsinspanningen conform de regelgeving.

Het arrest van het Grondwettelijk Hof van 23 oktober 2014 heeft de regeling van de bijkomende opleidingsinspanningen en de ermee verbonden sancties echter ongeldig verklaard (voor meer info zie onze themafiche Vorming - Bijkomende inspanningen (tot 2017)).

De wet betreffende werkbaar en wendbaar werk van 5 maart 2017 voert een nieuwe regeling in ter vervanging van het systeem zoals bedoeld in artikel 30 van de wet van 23 december 2005. Dit nieuwe systeem is in werking getreden op 1 februari 2017.

Wat zijn de belangrijkste punten van de hervorming ?

Om te beginnen wordt de oude interprofessionele doelstelling van 1,9% omgezet in een interprofessionele doelstelling van gemiddeld 5 opleidingsdagen per jaar, per VTE. Opgelet: deze doelstelling vertegenwoordigt een globaal gemiddelde dat bereikt moet worden door alle bedrijven, in alle sectoren.

De wet voorziet in drie mogelijkheden om de doelstelling uit te werken:

1° Eerste mogelijkheid: de (sub)sector sluit een cao die voorziet in een opleidingsinspanning die ten minste gelijk is aan 2 opleidingsdagen gemiddeld per jaar, per VTE.

2° Tweede mogelijkheid: de (sub)sector verlengt een cao die voor 2013-2014 en 2015-2016 werd gesloten in het kader van de oude regeling van de bijkomende opleidingsinspanningen. De voorziene opleidingsinspanning moet ten minste gelijkwaardig zijn aan de bestaande inspanning in de (sub)sector, uitgedrukt in dagen.

In beide gevallen dienen de sectorale cao’s te voorzien in een groeitraject om op termijn het doel van gemiddeld 5 opleidingsdagen per jaar per VTE te bereiken.

Tevens moeten De sectorale cao’s voorzien in een kader voor de praktische uitvoering van de opleidingsinspanning en de groeidoelstelling. De wet verstrekt geen nadere toelichting bij de inhoud die dit kader moet krijgen .

Tot slot moeten deze cao’s uiterlijk op 30 september van het eerste jaar van de periode van twee jaar die voor het eerst begint op 1 januari 2017 worden afgegeven bij de FOD WASO. Er is in een uitzondering voorzien voor de periode 2017-2018: de cao’s mogen uiterlijk op 30 december 2017 worden afgegeven.

3° Derde mogelijkheid: door een opleidingskrediet te creëren en toe te kennen in het kader van een individuele opleidingsrekening (IOR). Dit krediet mag niet lager zijn dan een equivalent van 2 dagen per jaar. Ook hier moet in een groeitraject worden voorzien om na verloop van tijd aan 5 dagen te komen.

In dit verband valt op te merken dat de wet betreffende werkbaar werk aan de Koning de bevoegdheid verleent om tal van aspecten met betrekking tot de IOR nader te bepalen in een KB. Het is gedaan met het KB van 5 december 2017.

Suppletieve regeling

Bij gebrek aan een (sub)sectorale regeling of een IOR is een recht op opleiding gedurende gemiddeld 2 dagen per jaar, per voltijds equivalent, toepasselijk binnen de onderneming vanaf 1 januari 2017.

Opgelet: het aantal opleidingsdagen moet in acht worden genomen als een gemiddelde dat moet worden bereikt op het niveau van de onderneming.

De wet bepaalt al dat de Koning, bij koninklijk besluit, het aantal dagen zal kunnen verhogen vanaf 1 januari 2019.

Kleine ondernemingen

Ondernemingen met minder dan 10 werknemers zijn uitgesloten van de wetsbepalingen.

Voor ondernemingen met minimum 10 werknemers en minder dan 20 werknemers is een afwijkend regime van toepassing. Dit regime wordt vastgesteld in het koninklijk besluit van 5 december 2017 die voorziet in specifieke nadere bepalingen voor een aantal aspecten (aantal opleidingsdagen, groeitraject, enzovoort).

Meer informatie

U vindt alle ontwikkelingen m.b.t. dit dossier in de News van deze themafiche. Aarzel ook niet om ons Dossier over werkbaar werk (Rubriek Documenten - Enkel toegankelijk voor onze leden) te raadplegen voor meer informatie over de wijzigingen die werden ingevoerd door de wet.