Outplacementbegeleiding

Het outplacement wordt geregeld in de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers. In deze wet wordt de outplacementbegeleiding als volgt omschreven:

Outplacementbegeleiding is een geheel van begeleidende diensten en adviezen die naar aanleiding van een ontslag, in opdracht van een werkgever, door een dienstverlener, individueel of in groep worden verleend, om een werknemer in staat te stellen zelf binnen een zo kort mogelijke termijn een betrekking bij een nieuwe werkgever te vinden of een beroepsbezigheid als zelfstandige te ontplooien.

Onder deze diensten en adviezen vallen volgende prestaties:

- psychologische begeleiding;

- het opmaken van een persoonlijke balans;

- hulp bij het uitbouwen van een zoekcampagne naar betrekkingen en de uitwerking ervan;

- begeleiding met het oog op de onderhandeling van nieuwe arbeidsovereenkomsten;

- begeleiding tijdens de integratie in het nieuwe werkmilieu;

- logistieke en administratieve steun.

 De diensten en adviezen kunnen door een outplacementbureau aangeboden worden, maar een aantal sectoren hebben er ook voor gekozen om via een Fonds voor Bestaanszekerheid outplacementbegeleiding aan te bieden. Indien voor een Fonds geopteerd wordt, zorgt dit Fonds doorgaans voor de samenwerking met outplacementoperatoren en voor een financiële tussenkomst in de begeleiding.

Er bestaan drie regelingen van outplacement: een algemene, een bijzondere en een vrijwillige regeling.

De algemene regeling van outplacement

De algemene regeling is sinds 2014 van toepassing op alle werknemers die in geval van ontslag recht hebben op een opzeggingstermijn van minstens 30 weken, of een daarmee overeenstemmende opzeggingsvergoeding. De werknemer heeft echter geen recht op outplacement indien hij om dringende reden wordt ontslaan. Deze regeling is zowel op de publieke als de private sector van toepassing. De algemene regeling vindt haar grondslag in de wet van 5 september 2001.

De bijzondere regeling van outplacement

De werknemer die ontslaan wordt, en die minstens 45 jaar oud is, en over een ononderbroken dienstanciënniteit van 1 jaar beschikt, recht heeft op een outplacementbegeleiding die gefinancierd wordt door de werkgever. De werknemer heeft wederom geen recht op outplacement indien hij om dringende reden wordt ontslaan. Bovendien is de bijzondere regeling van outplacement enkel van toepassing op de private sector.

De wetgever heeft ook een aantal categorieën van werknemers bepaald, waartoe de werkgever toch niet verplicht is om een outplacementaanbod te doen (enkel op vraag van deze werknemer). Het gaat hier onder meer om oudere werknemers (ouder dan 58 jaar), werknemers die op SWT vertrekken, doelgroepmedewerkers uit de beschutte werkplaatsen en werknemers tewerkgesteld in het kader van een doorstromingsprogramma.

De bijzondere regeling vindt haar grondslag naast de wet van 5 september 2001, ook in CAO 82 van de Nationale Arbeidsraad.

De algemene regeling van outplacement heeft voorrang op de bijzondere regeling. Dit betekent dat wanneer de ontslagen werknemer aan de voorwaarden van beide regelingen voldoet, het de regels van de algemene regeling zijn die toegepast moeten worden.

De vrijwillige regeling van outplacement

Zoals de naam het al aangeeft, wordt de vrijwillige regeling van outplacement door geen enkele regelgeving opgelegd. Wanneer een werkgever echter beroep doet op het vrijwillige outplacement, moet hij de procedure en de voorwaarden uit CAO 51 van de NAR naleven.

Voor een uitgebreide uitleg over de regels en procedures inzake outplacement verwijzen we u naar onze Alert! van 8 juni 2015 (voor onze leden te raadplegen onder de rubriek documenten van deze pagina).