Eenheidsstatuut - Algemeen
Beschrijving van het dossier
Jarenlang werd gezocht naar een manier om de statuten van arbeiders en bedienden te harmoniseren. Lange tijd konden de regering en de sociale partners niet tot een oplossing komen.
In het ontwerp van IPA 2011-2012 werd een aanzet gegeven om te komen tot een eenheidsstatuut. Niet alle sociale partners hebben dit interprofessioneel akkoord echter ondertekend. Daarom nam de regering het heft zelf in handen, en nam het de ontslagregeling die voorzien werd in het IPA over in een wet (de zogenaamde IPA-wet van 12 april 2011).
Even later, op 7 juli 2011, heeft het Grondwettelijk Hof een arrest geveld inzake twee prejudiciële vragen over:
-
De verschillende termijnen voor de opzegging gegeven aan een arbeider of aan een bediende met beiden dezelfde anciënniteit (vroeger artikel 59 arbeidsovereenkomstenwet);
-
De carenzdag die geteld wordt wanneer de arbeidsongeschiktheid geen veertien dagen duurt voor de arbeider die zich in dezelfde contractuele situatie bevindt als de bediende met een overeenkomst van onbepaalde duur wiens proefperiode is beëindigd (vroeger artikel 52 arbeidsovereenkomstenwet).
Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat de artikelen 52, § 1, tweede tot vierde lid, en 59 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden. De gevolgen van die wetsbepalingen mochten evenwel gehandhaafd worden totdat de wetgever nieuwe bepalingen aangenomen zou hebben en uiterlijk tot en met 8 juli 2013.
Lange tijd leek het er op dat een oplossing uit zou blijven, totdat de Minister van Werk op 5 juli 2013 een compromistekst over de opzegtermijnen en de carenzdag voorstelde die tegen 1 januari 2014 in regelgeving omgezet moest worden.
Naast bovenstaande onderwerpen betreffende de opzegtermijnen en de carenzdag, werd door de Minister van Arbeid en Tewerkstelling ook werk gemaakt van een aantal andere maatregelen: