Werkgeversorganisaties reageren via opiniestuk op hervorming opleidingsdoelstellingen

De minister van Werk heeft de sociale partners in de Nationale Arbeidsraad om advies gevraagd over een wetsontwerp dat een strikt en kwantitatief kader oplegt inzake vorming. Door het strikt omkaderen van het collectief recht op vorming en het invoeren van een individueel recht. De werkgevers menen dat meer maatwerk nodig is en dat er ook aandacht moet zijn voor de kwaliteit van opleidingen. Naast het advies van de NAR, spreken de werkgeversorganisaties zich vandaag ook uit in een opiniestuk dat op 29 juni verscheen in De Tijd.

formation (3)

Bron: De Tijd

Opinie

“Personeel bijscholen is maatwerk, geen wiskunde”

Vandaag publiceert de Nationale Arbeidsraad (NAR) haar advies over het wetsontwerp van minister van Economie en Werk, Pierre-Yves Dermagne (PS) om de opleidingsinspanningen in ondernemingen te versterken. Hoe nobel de doelstellingen van het wetsontwerp ook mogen zijn, voor ons, werkgeversorganisaties binnen de NAR, houden ze geen steek en zijn ze onrealistisch. Contraproductief zelfs. Dat de werknemersorganisaties daar anders over denken, is geen geheim. En dus ligt een verdeeld NAR-advies vandaag voor de hand. Waardoor de bal in het kamp van de regering terechtkomt. Voor die regering hebben we een duidelijke boodschap: schuif dit wetsontwerp van tafel, stuur het bij… maar laat het in elk geval niet op deze manier passeren. Omdat het dan meer kwaad dan goed zal doen.

Over een ding zijn we het allemaal eens: menselijk kapitaal is van cruciaal belang in elke onderneming. En dus investeren onze werkgevers graag en veel in de opleiding en permanente bijscholing van medewerkers. De ene keer via formele trainingen en vakopleidingen, de andere keer via meer informele leermomenten op de werkvloer. Maar altijd in functie van een zo goed mogelijk resultaat, om samen vooruit te komen.

Hoe goed we op dat vlak al bezig zijn blijkt onder meer uit een aantal interessante maar vaak nog onderbelichte Eurostatcijfers. Wie weet, bijvoorbeeld, dat onze Belgische ondernemingen gemiddeld minstens 2,4% van hun totale loonkost in opleiding stoppen, waarmee zij tot de grootste investeerders in vorming in Europa behoren? Wie beseft dat we een topplaats innemen in de ranking voor het aanbieden van beroepsopleidingen? En wie had al ergens horen waaien dat onze ondernemingen per werknemer wel 1.405 euro aan vorming en opleiding besteden, een bedrag dat bijna 2,5 keer hoger ligt dan het Europees gemiddelde van 585 euro?

Zeker nu de herboren krapte op de arbeidsmarkt zich alweer in al haar glorie aandient, verzetten werkgevers hemel en aarde om toch maar geschikt personeel te vinden, te houden en/of via opleiding te vormen. Die inspanningen passen ook volledig binnen het formele engagement van de patroons om elk talent aan boord te hijsen en de werkzaamheidsgraad te helpen opkrikken naar 80 procent.

Over de doelstellingen zijn we het met de minister en de regering dus eens, laat dat duidelijk zijn. Maar niet over het te volgen pad. Zo wil de minister, bijvoorbeeld, dat de sectoren binnenkort al hun medewerkers minstens vijf dagen opleiding per jaar (of het equivalent daarvan) laten volgen. Maar zo werkt dat natuurlijk niet. Personeel bijscholen is maatwerk, geen wiskunde. De juiste aanpak valt niet in arbitraire cijfers te vatten, omdat elke onderneming en sector verschillend is en omdat de noden van ondernemingen en medewerkers variëren. Het wetsvoorstel druist ook regelrecht in tegen de in het regeerakkoord vastgelegde sectorale autonomie en vrijheid om op een pragmatische manier maximale opleidings- en tewerkstellingsdoelstellingen te halen. Voor ons zijn die principes uit het regeerakkoord heilig en we rekenen er dan ook stellig op dat de regering hier woord zal houden.

Zoals in heel wat discussies bevindt zich ook hier een spreekwoordelijke olifant in de kamer: de – eigen – verantwoordelijkheid van de werknemers. Het valt op hoe het ter tafel liggende wetsontwerp zich andermaal volledig toespitst op de plichten, verantwoordelijkheden en sancties voor de werkgevers, terwijl – zo blijkt uit de praktijk – vooral werknemers een stok achter de deur van doen hebben. De Eurostatcijfers liegen er niet om: amper 45,2% van de bevolking geeft aan recentelijk nog een opleiding te hebben gevolgd.  En maar liefst 41,8% zegt onomwonden niet bereid te zijn tot bijscholing…

Aan incentives voor werknemers nochtans geen gebrek. Het Betaald Educatief Verlof (BEV,) en het tijdskrediet voor vorming springen daarbij meteen in het oog. En in het bijzonder de – nog altijd – grote opleidingskeuzevrijheid voor de leergierige medewerkers die van systeem gebruik willen maken. Het tijdperk waarin werknemers – betaald – konden verletten op het werk om pakweg een meditatiecursus te volgen ligt gelukkig al enige tijd achter ons. Maar via het BEV kan een medewerker nog altijd tot 16 dagen op het werk afwezig te blijven voor opleidingen die niet noodzakelijk nuttig zijn voor de huidige of toekomstige job van betrokkene. Mogen wij het als werkgeversorganisaties abnormaal vinden dat onze ondernemers geen inspraak hebben in het opleidingstraject van hun personeelsleden waaraan ze uiteindelijk rechtstreeks of onrechtstreeks meebetalen?

Als werkgevers hebben we hetzelfde doel als de regering: vakbekwame en gemotiveerde medewerkers vormen, die zich goed voelen, goed presteren en zo onze economie maximaal mee helpen draaien. De motivatie om dat te realiseren komt intrinsiek vanuit onszelf, we gaan daar alles aan doen. Maar alleen als het op onze eigen, pragmatische manier met aandacht en op maat van de werknemer en onderneming mag. Laat dat wetsontwerp niet zomaar passeren.

Danny Van Assche, gedelegeerd bestuurder van UNIZO
Pieter Timmermans, gedelegeerd bestuurder van VBO
Monica De Jonghe, directeur-generaal VBO
Pierre-Frédéric Nyst, voorzitter UCM
Sonja De Becker, voorzitter Boerenbond
Jean-Pierre Champagne, gedelegeerd bestuurder FWA
Michaël De Gols, directeur UNISOC

 

Terug naar themafiche