PC 337 : eerste reeks CAO’s een feit

Acht jaar na de oprichting van het paritair comité in februari 2008 en twee jaar na zijn activering in januari 2015 zijn de eerste CAO’s in het PC 337, het aanvullende paritair comité voor de non profit, een feit.

divers (5)

De onderhandeling van de eerste reeks CAO’s in het PC 337 heeft heel wat voeten in de aarde gehad, maar op 6 december 2016 plaatsten de sociale partners na een bespreking van bijna twee jaar dan toch hun handtekening onder vijf CAO’s. De behandelde onderwerpen zijn respectievelijk index, tijdskrediet en risicogroepen.

We werken momenteel per CAO een fiche met detailinformatie uit. We informeren u zodra deze fiches beschikbaar gesteld kunnen worden. In afwachting hiervan vindt u onderstaand alvast een korte bespreking.

Rode draad doorheen de besprekingen

Unisoc heeft van bij aanvang van de werkzaamheden van het PC steeds gezegd zich te willen concentreren op de bulk aan organisaties en werknemers die vooralsnog nauwelijks door collectieve afspraken gedekt zijn. We hebben voor deze groep van organisaties en werknemers aangedrongen op een geleidelijke aanpak. Elk van ons, vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers alsook het secretariaat van het PC, tastte namelijk in het donker over de exacte afbakening en omvang van de organisaties respectievelijk werknemers die we in het PC 337 vertegenwoordigen. Unisoc heeft dan ook de nodige tijd genomen om enige klaarheid in deze chaos te scheppen. Het leek ons namelijk niet verantwoordelijk om akkoorden te onderhandelen zonder voldoende zicht op de doelgroep te hebben.

Onze prioritaire aandacht voor de organisaties en werknemers die vooralsnog nauwelijks gedekt zijn door collectieve afspraken impliceert dat deze akkoorden voor ons in de regel geen toepassing  vinden op een drietal groepen van ondernemingen. Het betreft de vrije universiteiten, de mutualiteiten en de houders van een persoonlijk assistentiebudget (inmiddels hervormd tot persoonsvolgende financiering).

  • De mutualiteiten en vrije universiteiten kennen elk een goed functionerend overleg. Allen worden ze gedekt door een geheel aan afspraken inzake loon- en arbeidsvoorwaarden. Dit geheel wordt gekenmerkt door een eigen evenwicht. We zien niet in waarom we evenwichtig onderhandelde afspraken die aangepast zijn aan de eigenheid op de werkvloer moeten doorkruisen met sectorale afspraken voor een uiterst heterogene groep aan ondernemingen en werknemers.
  • Wat de vrije universiteiten betreft, stelt een bipartiet protocol van 30 januari 2014 daarenboven duidelijk wat volgt : « […] de ondertekenende partijen komen overeen om het vraagstuk van het bevoegde paritair comité en de juiste plaats en het juiste niveau voor de sociale dialoog voor de vrije universiteiten samen ten gronde te bestuderen en engageren zich, om samen met de administratie en de beleidscel van de Minster van Werk, hiervoor een akkoord te vinden ». Deze oefening is vooralsnog niet afgerond. Zolang deze oefening niet afgerond is, bevinden we ons dan ook in de materiële onmogelijkheid om onderhandelingen voor de vrije universiteiten aan te vatten, los van bovenstaande principiële overwegingen.

De gevraagde uitsluitingen lagen lange tijd bijzonder moeilijk voor de vertegenwoordigers van de vakbonden. Uiteindelijk zijn werkgevers en vakbonden toch tot een akkoord gekomen door de reden van uitsluiting als een feitelijk gegeven in de CAO te vermelden.

Krachtlijnen CAO's

De CAO index vindt geen toepassing op de ondernemingen met een eigen, minstens evenwaardig, systeem van indexering toepast op grond van een CAO, het arbeidsreglement of zelfs het gebruik. De indexering heeft enkel betrekking op de lonen en wordt doorgevoerd op de eerste dag van de tweede maand na overschrijding van de spilindex.

Omtrent risicogroepen en tijdskrediet zijn telkens twee CAO’s afgesloten.

Wat de risicogroepen betreft, richt een eerste CAO een sectoraal fonds voor bestaanszekerheid op. Dit fonds heeft als taak om de werkgeversbijdragen voor risicogroepen ten belope van 0,10% te innen en te beheren. Om misverstanden te vermijden, merken we op dat die werkgevers die niet gebonden zijn door een ondernemingsCAO deze bijdrage van 0,10% momenteel ook al betalen, zij het aan de  RSZ.

Een tweede CAO definieert welke werknemers in het PC 337 als risicogroep beschouwd moeten worden. De sociale partners hebben er de voorkeur aan gegeven om vooralsnog geen concrete definitie te voorzien. De CAO beperkt zich dan ook tot een verwijzing naar de werknemers van de sector voor dewelke het bevoegde fonds voor bestaanszekerheid specifieke maatregelen bepaald heeft.

Beide CAO’s vinden geen toepassing op de ondernemingen die al over een CAO m.b.t. de vorming van risicogroepen beschikken! Ze vinden wel toepassing op de PAB’s die als kleine werkgevers gebaat zijn bij een solidarisering van de werkgeversbijdragen risicogroepen.

Op vlak van tijdskrediet hebben de sociale partners in een eerste CAO een aantal categorieën van werknemers van het automatische recht op tijdskrediet uitgesloten. Dit betekent dat deze werknemers enkel van tijdskrediet kunnen genieten met het akkoord van de werkgever. Het gaat enerzijds om het directiepersoneel zoals gedefinieerd in het KB van 10 februari 1965 (personen met leidende functie of vertrouwensfunctie) en anderzijds het personeel dat essentieel is voor de goede werking van de onderneming. Deze laatste categorie moet op het niveau van de onderneming verder omschreven worden: de grote heterogeïniteit aan ondernemingen in het PC 337 maakt de formulering van één representatieve sectorale definitie namelijk zo goed al onmogelijk. Belangrijk! Bestaande ondernemingsCAO’s die sommige personeelscategorieën uitsluiten van het automatische recht op tijdskrediet worden beschouwd als geldige akkoorden in uitvoering van deze bepaling: deze CAO’s moeten dus niet heronderhandeld worden!

Een tweede CAO tijdskrediet verlaagt de leeftijd om in een landingsbaan te stappen tot 55 jaar (in toepassing van CAO 118 van de Nationale Arbeidsraad). Op basis van de regelgeving bedraagt de instapleeftijd momenteel 56 jaar. De verlaagde instapleeftijd geldt voor werknemers in een zwaar beroep, een lange loopbaan of tewerkgesteld in een onderneming in herstructurering of in moeilijkheden. Deze CAO is de enige CAO van bepaalde duur: ze loopt af op 31/12/16. De Groep van 10 zal in het komende IPA 2017/18 eerst moeten beslissen of deze verlaagde instapleeftijd ook voor de komende twee jaren toepassing mag vinden. In voorkomend geval kan een verlenging op sectoraal niveau overwogen worden.

Beide CAO’s vinden ook toepassing op de mutualiteiten en PAB’s. De verlaging van de instapleeftijd in een landingsbaan is namelijk maar mogelijk voor zover de sector deze mogelijkheid middels een CAO geactiveerd heeft.

 

U kunt de integrale tekst van de CAO’s raadplegen in de rubriek Documenten van de themafiche (enkel beschikbaar voor leden van Unisoc).

Ga naar themafiche