Mobiliteitsbudget en fiscale vergroening van de mobiliteit
Bedrijfswagens
Wat bedrijfswagens betreft, voorziet de hervorming vanaf 2026, vanuit fiscaal oogpunt, in de afschaffing van alle extra voordelen voor nieuwe auto's op fossiele brandstoffen. Vanuit sociaal oogpunt zullen de sociale werkgeversbijdragen op het voordeel alle aard vanaf 1 juli 2023 geleidelijk worden verhoogd, om het algemene financieringsniveau van de sociale zekerheid op peil te houden. Een auto wordt gedefinieerd als een voertuig dat, behalve de bestuurder, maximaal acht personen kan vervoeren.
Laadstations
De wet beoogt ook de installatie van oplaadstations door particulieren en ondernemingen aan te moedigen. In het laatste geval gaat het om een verhoogde aftrek van de kosten voor de installatie van oplaadstations. Deze moeten intelligent/smart zijn en toegankelijk voor het publiek. Helaas zullen, ondanks het advies van de sociale partners en de interpellaties van Unisoc, alleen organisaties die onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting van deze maatregel kunnen profiteren. Bovendien zullen huishoudens die thuis een oplaadstation installeren ook recht hebben op een belastingvermindering. Dit om de massale elektrificatie van het wagenpark te stimuleren en te operationaliseren.
Mobiliteitsbudget
Wat het mobiliteitsbudget betreft, heeft de regering de bal teruggekaatst naar de sociale partners, zodat zij een voorstel kunnen indienen. De constatering was dat de maatregel zeker interessant was, maar dat er teveel obstakels waren die het gebruik ervan in het veld beperkten. Het was niet gemakkelijk en kostte tijd om de standpunten van de twee banken met elkaar in overeenstemming te brengen. Op 28 september hebben de gezamenlijke raden van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) en de Nationale Arbeidsraad (NAR) een advies uitgebracht. Daarin stelden zij onder meer verscheidene maatregelen voor om misbruik van het mobiliteitsbudget te voorkomen en de administratieve complexiteit te verminderen. Het hoofdstuk van de wet over de versterking van het mobiliteitsbudget is hier grotendeels op gebaseerd.
Wat zijn concreet de wijzigingen ten opzichte van de wet tot invoering van het mobiliteitsbudget in 2019? Ten eerste zullen vervoermiddelen die in aanmerking komen voor de tweede pijler, net als bedrijfswagens, geen emissies meer mogen uit te stoten. Ten tweede breidt de wet het aanbod in het kader van de tweede pijler uit met volgende zaken: bepaalde parkeerfaciliteiten, fietsleningen, abonnementen op het openbaar vervoer voor gezinsleden, uitbreiding van de straal waarbinnen de woning gelegen moet zijn van 5 tot 10 km en terugbetaling van de hypotheeklening.
Wat de antimisbruikmaatregelen betreft, wordt de voorwaarde geschrapt dat de werknemer gedurende 12 maanden een bedrijfswagen moet hebben of in aanmerking moet komen voor een bedrijfswagen alvorens aanspraak te kunnen maken op een mobiliteitsbudget. Anderzijds zal de werkgever die een mobiliteitsbudget wil aanbieden, nog steeds moeten aantonen dat hij de voorbije 36 maanden reeds een bedrijfswagen ter beschikking heeft gesteld. Ten slotte worden in de wet minimum- en maximumgrenzen ingevoerd voor de vaststelling van het bedrag van het mobiliteitsbudget. Het moet liggen tussen minimaal 3.000 euro en 1/5e van het brutoloon, met een absoluut maximum van 16.000 euro.
Er worden ook administratieve vereenvoudigingen ingevoerd om het operationele beheer te vergemakkelijken.
Deze maatregelen treden in werking op 1 januari 2022.
Terug naar de themafiche