Een aantal aanpassingen aan het beleid rond re-integratie na langdurige ziekte

Het Rekenhof analyseerde de systemen van re-integratie voor arbeidsongeschikten die ofwel nog verbonden zijn met een werkgever via arbeidsovereenkomst, ofwel werkloos zijn. Uit de analyse bleek dat een hervorming van de systemen nodig is, omdat ze te vaak hun doel missen: er worden te weinig mensen opnieuw naar een duurzame arbeidsrelatie geleid. Minister van Sociale Zaken Vandenbroucke en minister van Werk Dermagne ondernamen daarop enkele acties, waaronder een plan “Terug-Naar-Werk”. Verder werden ook enkele voorstellen aan de interprofessionele sociale partners van de Nationale Arbeidsraad voorgelegd, waaronder een responsabiliseringsbijdrage.

maladie (9)

Het Rekenhof kwam na een uitgebreide audit tot de conclusie dat zowel de re-integratie van personen die nog verbonden zijn met een arbeidsovereenkomst en langdurig ziek zijn (traject-WASO) als personen zonder arbeidsovereenkomst die langdurig ziek zijn (traject-RIZIV) onvoldoende effect hebben. Zeer weinig arbeidsongeschikte mensen komen terecht in een van de trajecten en van degenen die in een traject zitten, is na bijna twee jaar één op drie nog aan het werk. Verder worden ook te weinig statistieken bijgehouden door het RIZIV en FOD WASO, om bijsturing mogelijk te maken. Het Rekenhof concludeert dan ook het volgende: “Aan het huidige tempo van re-integratie is het weinig waarschijnlijk dat de re-integratietrajecten een wezenlijke bijdrage leveren aan het beperken van het aantal invaliden.”.

We willen erop wijzen dat re-integratie niet alleen via formele procedures verloopt, maar ook via informele procedures. Deze zijn niet opgenomen in de analyse van het Rekenhof, maar nemen wel een belangrijke plaats in tussen de trajecten om werknemers opnieuw naar werk te begeleiden.

Terug-Naar-Werk-traject

Minister van Sociale Zaken Vandenbroucke legde in september 2021 een voorstel voor aan de interprofessionele sociale partners van de Nationale Arbeidsraad, genaamd “Terug-Naar-Werk-traject”. Dit bestaat uit een aantal elementen om de gegevensstroom tussen verschillende instanties te verbeteren, maar behelst ook elke formeel en informeel proces voor de terugkeer naar de arbeidsmarkt.

De nodige aanpassingen aan de ZIV-wet (wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen) werden reeds gepubliceerd in een wet van 12 december 2021.

Een van de zaken uit het traject is de Terug-Naar-Werk-Coördinator (TNW-coördinator), een werknemer van een ziekenfonds die aanspreekpunt is voor de persoon die kan en wil stappen zetten naar werk. Dit kan op vraag van de adviserend arts, na inschatting van de restcapaciteiten, of op vraag van de persoon zelf.

Deze coördinator kan beroep doen op een intern netwerk (adviserend arts en multidisciplinair team) en een extern netwerk (externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, werkgever, behandelend arts, gewestelijke bemiddelingsdiensten zoals de VDAB, FOREm en Actiris, loopbaanbegeleiding, vakbonden, allerlei dienstverleners, …).

Een aantal zaken moeten echter nog concreet worden uitgewerkt.

De uitwerking van de functie van de TNW-coördinator, de betrokken actoren bij het TNW-traject en de inhoud van het re-integratieplan dient nog via koninklijk besluit te gebeuren, maar zal eerst aan de NAR worden voorgelegd ter consultatie.

De bijkomende administratiekosten voor de ziekenfondsen worden eveneens vergoed. De verdeling tussen de vijf landsbonden zal eveneens nog via KB geregeld worden.

 

Responsabiliseringsbijdrage

De minister van Sociale Zaken Vandenbroucke heeft eveneens de invoering van een responsabiliseringsbijdrage voorgelegd aan de sociale partners, in het kader van langdurig zieken die nog verbonden zijn met een werkgever via een arbeidsovereenkomst. Het doel is om zowel de werkgever als de werknemer te responsabiliseren zodat de werknemer opnieuw aan het werk gaat.

Een trimestriële responsabiliseringsbijdrage is verschuldigd door de werkgevers met een bovenmaatse instroom van werknemers in invaliditeit. Wat bovenmaats is, moet nog via KB bepaald worden. De trimestriële responsabiliseringsbijdrage bedraagt 0,625 % van de aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven bijdrageplichtige lonen van kwartaal Q-1 (Q: trimester waarin invaliditeit aanvang neemt).

Voor de volledigheid geven we ook mee dat daarnaast ook wordt voorzien in een responsabiliseringsmechanisme voor mutualiteiten en artsen.

Het is niet de eerste keer dat dit wordt voorgelegd aan de sociale partners van de NAR en net zoals in het verleden, gaan zij niet akkoord met de responsabiliseringsbijdrages voor werkgevers en werknemers, aangezien dit in wezen sancties zijn. Bovendien zijn zij van oordeel dat het advies dat zij reeds in het verleden uitbrachten, moet uitgevoerd worden.

De tijdsdruk maakte het echter onmogelijk voor hen om advies uit te brengen aan de minister, en ondertussen is de wet tot invoering van de responsabiliseringsbijdrage voor werkgevers goedgekeurd en gepubliceerd in de Programmawet van 27 december 2021.

Unisoc heeft bovendien bij het kabinet voor Sociale Zaken gepleit voor een bijzondere regeling voor maatwerkbedrijven, aangezien arbeidsongeschiktheid in deze ondernemingen veel hoger is dan in andere ondernemingen en gelet op het maatschappelijk doel van de ondernemingen om kwetsbare personen tewerk te stellen, zij niet mogen gestraft worden hiervoor. Helaas is dit nog niet meegenomen in de wetgeving.

De wetgeving moet evenwel nog verder uitgewerkt worden in een KB. Zodra hier meer informatie over is, zullen wij dit communiceren.