De sociale partners brengen advies uit over de eerste fase tot uitvoering van het regeerakkoord
De regering De Wever kwam in april tot een paasakkoord om een eerste deel van het regeerakkoord uit te voeren. Het akkoord bestaat onder meer uit een voorontwerp van programmawet, waarin onder andere een afdeling over respectievelijk werk en sociale zaken staat. Aan de sociale partners van de Nationale Arbeidsraad werd op zeer korte termijn een advies gevraagd over deze twee delen, aangezien een aantal delen van het voorontwerp van wet reeds op 1 juli 2025 in werking treden.
Om praktische redenen, deelden de sociale partners de adviesvraag op in twee aparte delen. Het eerste advies gaat over het deel “werk en sociale zaken”, het tweede advies gaat over “re-integratie”. In beide adviezen benadrukken de sociale partners dat de adviestermijn zeer kort was, wat het moeilijk maakte om zich (unaniem) uit te spreken over de verschillende teksten.
- Werk en sociale zaken
Het deel over werk en sociale zaken werd in het advies nr. 2.447 besproken en behandelt de onderwerpen ouderschapsverlof voor pleegouders en de indexering van de ambtenarenlonen en de sociale uitkeringen.
Ouderschapsverlof voor pleegouders
Het regeerakkoord voorziet in ouderschapsverlof voor pleegouders omdat deze hier nog geen recht op hadden. Het gaat hierbij om werknemers die langdurige pleegzorg (minstens 6 maanden) aanvatten, en het recht kan worden uitgeoefend zolang het kind bij de werknemer geplaatst is in het kader van langdurige pleegzorg.
De NAR herinnert aan de lopende werkzaamheden tot harmonisering en vereenvoudiging van de verlofstelsels, waarbij nieuwe wettelijke initiatieven rond verloven deze werken niet eenvoudiger maakt. Ze wijst evenwel ook op de belangrijke rol die pleegouders vervullen in de maatschappij en de noodzaak om te voorzien in ouderschapsverlof voor deze groep. Een standpunt dat Unisoc onderschrijft.
Inwerkingtreding: 1 juli 2025.
Indexering van de ambtenarenlonen en sociale uitkeringen
In het voorontwerp van programmawet wordt voorzien in een aanpassing van de wetten van 2 augustus 1971 en 1 maart 1977. Deze aanpassing stelt de indexering van de sociale uitkeringen en de ambtenarenlonen uit. Voortaan worden deze pas 3 maand na overschrijding van de spilindex geïndexeerd. Deze maatregel had echter ongewenste effecten omdat heel wat sectorale CAO’s of rechtspositieregelingen ook verwijzen naar deze wetgeving, waardoor de lonen van o.a. heel wat werknemers uit de zorg- en welzijnssectoren ook pas na 3 maanden geïndexeerd zouden worden. Deze ongewenste effecten zorgden voor paniek bij de vakbonden en ook verschillende ministers gaven aan hier een oplossing voor te willen vinden.
De sociale partners geven daarom in hun advies aan dat een wetswijziging nodig is, maar ze vragen ook uitdrukkelijk dat de financiering van de betrokken sectoren gelijktijdig met de indexering van de lonen blijft verlopen en dat hiertoe de nodige wettelijke aanpassingen worden getroffen. Gezien de verschillende financieringsregels in de socialprofitsector heel verschillend zijn, zullen we dit aandachtig blijven opvolgen met onze leden.
- Ziekte
Ook deze regering maakt van preventie en re-integratie een prioriteit, met verschillende initiatieven. De sociale partners waren het niet eens over alle onderwerpen, en gaven enkel advies (nr. 2.449) over de zaken waarover ze een gemeenschappelijk standpunt konden vormen.
Alle maatregelen met betrekking tot preventie van arbeidsongeschiktheid en re-integratie treden volgens het huidige voorontwerp van wet in werking op 1 januari 2026.
Arbeidsreglement
Het eerste punt dat behandeld wordt in het advies, is de opname in het arbeidsreglement van een procedure voor de werkgever voor het contacteren van de werknemer tijdens arbeidsongeschiktheid (de inhoud van de procedure wordt uitgewerkt in de Codex voor Welzijn op het Werk). Hoewel een vereenvoudigde procedure in principe voldoende is, zijn de sociale partners akkoord dat de gewone procedure gevolgd wordt voor deze toevoeging aan het arbeidsreglement.
Medische overmacht
In de vorige hervorming van de re-integratieprocedure werd het re-integratietraject gescheiden van de procedure tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens medische overmacht. Een werknemer moet toen minstens 9 maanden arbeidsongeschikt zijn voordat de procedure voor beëindiging wegens medische overmacht kon aangevat worden. Dit voorontwerp van wet brengt de termijn nu terug van 9 naar 6 maanden.
De sociale partners vinden het jammer dat zij geen evaluatie van de re-integratie en de beëindiging wegens medische overmacht hebben kunnen maken voorafgaand aan deze wijziging, hoewel deze mogelijkheid wel voorzien was bij de vorige wijziging van de regelgeving.
Gewaarborgd loon
Tijdens de vorige legislatuur werd de neutralisatie van het gewaarborgd loon bij herval tijdens gedeeltelijke werkhervatting via artikel 100 §2 van de ZIV-wet, beperkt tot 20 weken. Na 20 weken gedeeltelijke werkhervatting moet de werkgever bij herval opnieuw gewaarborgd loon betalen. We merkten dat dit werkgevers afschrikt om een gedeeltelijke werkhervatting op te starten.
De regering draait dit nu terug, en de neutralisatie van het gewaarborgd loon blijft lopen gedurende de gedeeltelijke werkhervatting, zonder beperking in tijd.
De NAR benadrukt dat hij enkele aanpassingen voorgesteld heeft bij de vorige aanpassing van de neutralisering van het gewaarborgd loon, maar nadien niet meer geraadpleegd werd over de voorgestelde wijzigingen.
Wijziging van het Sociaal Strafwetboek
Een nieuwe maatregel in het grotere geheel van “return to work” is het onderzoek van “arbeidspotentieel”. Hierbij dient de werkgever vanaf 8 weken arbeidsongeschiktheid van de werknemer door de externe dienst te laten onderzoeken of er “arbeidspotentieel” is bij de werknemer. Indien zo, dan moet de werkgever binnen een periode van 6 maanden na de aanvang van de arbeidsongeschiktheid een formeel re-integratietraject voor de werknemer opstarten. Doet hij dit niet, dan riskeert hij een sanctie niveau 2, vermenigvuldigd met het aantal werknemers in de onderneming. Werkgevers met maximaal 20 werknemers worden uitgesloten.
De NAR staat niet achter financiële sancties als responsabilisering, en stelt dat hij voorstander is van een positieve aanpak waar het proces vrijwillig aangevat wordt. Dit voorstel zou bovendien de uitvoering van informele re-integratietrajecten de facto kunnen vertragen. Tot slot mag de werkgever niet gestraft worden wanneer de werknemer een formeel re-integratietraject opstart, wat hier het geval zou kunnen zijn.
Responsabilisering van betrokken actoren
In het regeerakkoord werd een “solidariteitsbijdrage” vastgelegd, waarbij de werkgever 30% van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van de werknemer betaalt in de twee maanden volgend op de eerste 30 dagen arbeidsongeschiktheid. Deze maatregel geldt enkel voor werkgevers met gemiddeld meer dan 50 werknemers, voor hun werknemers tussen 18 en 55 jaar oud en vervangt de bestaande responsabiliseringsbijdrage. Er worden enkele uitzonderingen voorzien zoals wanneer de werknemer in een stelsel van minstens 20% gedeeltelijke werkhervatting zit is de bijdrage niet van toepassing.
Ook voor werknemers worden er sancties opgelegd, wanneer zij zonder geldige rechtvaardiging niet deelnemen aan contactmomenten met de preventieadviseur-arbeidsarts.
Ook hier stelt de raad dat hij niet akkoord gaat met financiële sancties als responsabiliseringsmechanisme, en een positieve aanpak vooropstelt. Voor werkgevers wordt de bijdrage bovendien zonder onderscheid van toepassing gemaakt op alle werkgevers, en kunnen zij geen rechtvaardigingsgronden inroepen. De bijdrage lijkt een louter politieke en budgettaire maatregel, aangezien er geen positieve stimulans wordt gegeven om preventie en re-integratie te bevorderen. Bovendien komt de bijdrage zeer vroeg in de arbeidsongeschiktheid, wanneer er voor de werkgever nog geen mogelijkheid geweest is om (positieve) acties te ondernemen.
Tot slot wordt, op vraag van Unisoc, een uitzondering gevraagd voor de werkgevers uit het paritair comité 327 voor hun erkende doelgroepwerknemers.
De NAR vraagt dat de inkomsten die nu reeds uit de responsabiliseringsbijdrage worden geïnd, kunnen blijven gebruikt worden door de betrokken paritaire comités.
- Vervolg
Een deel van het stuk over re-integratie heeft nog uitwerking nodig via koninklijk besluit. Aan de sociale partners van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk werd gevraagd om zich hierover te buigen. Zodra het advies gepubliceerd is, zullen wij dit artikel aanvullen.
De NAR heeft haar advies uitgebracht. De adviezen worden aan de regering afgeleverd, die een tweede lezing van het voorontwerp van wet voorziet op 16 mei. We zullen nu moeten afwachten hoe de bevoegde ministers rekening zullen houden met het advies. Vervolgens is het ook nog wachten op het advies van de Raad van State en op de parlementaire behandeling van de wet.