Coronavirus: de rol van de arbeidsarts wordt uitgebreid

De sociale partners uit de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk (HRPBW) waartoe ook Unisoc behoort, hebben aan de federale overheid in hun standpunt van 7 oktober 2020 gevraagd om de rol van de arbeidsarts uit te breiden. Deze uitbreiding is, na maandenlang wachten, eindelijk vastgelegd in een koninklijk besluit dat gisteren werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad 

maladie (9)

Vooreerst willen we onderlijnen dat het KB spreekt over “ondernemingen”. Daarmee worden alle ondernemingen, verenigingen en diensten bedoeld, zowel in de privé- als publieke sector. Het is dus zowel van toepassing op bijvoorbeeld private ziekenhuizen als op publieke ziekenhuizen 

 

Wat zijn de bijkomende taken die toevertrouwd worden aan de arbeidsarts?

  • De opsporing van hoogrisicocontacten in de onderneming zoals gedefinieerd door de richtlijnen van de bevoegde overheid, in volgende situaties:  
    • Wanneer de arbeidsarts kennis heeft van een positief geteste werknemer op COVID-19 en de werknemer aanwezig was in de onderneming tijdens de dagen voorafgaand aan de afname van de test of het verschijnen van de symptomen;  
    • Wanneer hij indicaties heeft dat er een risico op een uitbraak in de onderneming bestaat. 
  • Het afleveren van quarantaineattesten aan werknemers in de onderneming die door de arbeidsarts beschouwd worden als hoogrisicocontacten. De arbeidsarts informeert de werkgever, zodat kan verzekerd worden dat de werknemers de regels rond toegelaten werkzaamheden tijdens de quarantaine kunnen respecteren

  • Het doorverwijzen van bepaalde werknemers die fysiek op de werkvloer aanwezig zijn, om een COVID-19 test te laten afnemen, volgens de teststrategie van de bevoegde overheid:
    • Werknemers die geïdentificeerd zijn door de arbeidsarts als hoogrisicocontacten;  
    • Werknemers van wie de arbeidsarts inschat dat een test nodig is om de (dreigendeuitbraak in de onderneming onder controle te houden, in het kader van het clusterbeheer; 
    • Werknemers die gewoonlijk niet in België verblijven en die slechts voor een beperkte tijd werken, en waarvan minstens een van hen symptomen vertoont of positief getest heeft op COVID-19, in het kader van clusterbeheer;  
    • Werknemers die in het kader van hun werk een verplaatsing naar het buitenland moeten doen en voor dewelke een negatieve COVID-19 test vereist is om hun werk uit te voeren; 
    • Werknemers in bepaalde omstandigheden, zoals bepaald door de bevoegde overheid in samenspraak met de FOD WASO. Deze laatste categorie is niet helemaal duidelijk, zelfs niet na het lezen van het verslag aan de Koning.

  •  
  • De arbeidsarts, of de verpleegkundige onder zijn verantwoordelijkheid, kan een COVID-19 test afnemen van de werknemers zoals bepaald in bovenstaand punt drie, als de arbeidsarts dit nodig acht. Dit mag enkel op voorwaarde dat de individuele beschermingsmiddelen en het juiste testmateriaal voorhanden zijnDe arbeidsarts volgt steeds de teststrategie van de bevoegde overheid.  

De werkgever en de werknemers werken samen met de arbeidsarts en bezorgen hem alle noodzakelijke informatie om hem de mogelijkheid te verschaffen zijn taken te kunnen uitvoeren. Hierbij wordt de nadruk gelegd op het melden van elke besmetting, om de verspreiding van het coronavirus op de werkvloer te voorkomen.  

Indien de arbeidsarts maatregelen voorstelt om de verspreiding van het coronavirus in de onderneming te beperken op basis van zijn taken, geeft de werkgever hieraan gevolg 

De werkgever gaat na of de genomen preventiemaatregelen moeten aangepast worden om de verspreiding van het coronavirus in de onderneming de beperken of voorkomen. Hij consulteert hierover (indien aanwezig in de onderneming) het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk. 

 

Wat met de “gewone” taken?

Tijdens de gezondheidscrisis geeft de arbeidsarts voorrang aan de bijkomende taken die door het KB worden geregeld. De andere taken en missies in het kader van het gezondheidstoezicht zoals bepaald in de Codex voor Welzijn op het Werk komen pas daarna 

De arbeidsarts kan tijdens de gezondheidscrisis ook beslissen om consultaties via videoconferentie of telefonisch te houden, om het risico op besmetting te verkleinen. Hierop zijn enkele uitzonderingen, wanneer hij de werknemer wel fysiek moet zien of onderzoeken:  

  • Onderzoek bij werkhervatting 
  • Onderzoek in het kader van moederschapsbescherming 
  • Spontane raadpleging 
  • Bezoek voorafgaand aan de werkhervatting 
  • Medische vragenlijsten als aanvullende medische handeling, uitgevoerd door of onder de verantwoordelijkheid van de arbeidsarts

 

Bijkomende taken = bijkomende kosten?

Voor werkgevers van groep C of D, die geen preventieadviseur hebben in hun interne dienst die een aanvullende vorming niveau I of II heeft gevolgd, worden de bijkomende taken zoals voorzien door het KB beschouwd als algemene prestatiesDeze vallen onder de forfaitaire minimumbijdrage voorzien in de Codex, maar mogen geen bijkomende kost vormen 

Aan de andere kant is voor werkgevers uit groep A, B of C die een preventieadviseur in zijn interne dienst heeft die met vrucht de aanvullende vorming heeft beëindigd, voorzien dat de bijkomende taken aangerekend worden op de preventie-eenheden zoals bedoeld in de Codex. Voor hen is dus wel een bijkomende kost voorzien.  

 

Duurtijd van de maatregelen?

Het KB beperkt de specifieke bijkomende taken van de arbeidsarts tot het kader van de strijd tegen de COVID-19 pandemie in de ondernemingen, maar voorziet geen einddatum. Het is met andere woorden toepasselijk, zolang de maatregelen van toepassing blijven die de verspreiding van het virus tegengaan en die een impact hebben op het werk van de arbeidsarts 

 

 

Terug naar themafiche