Toeslag gewaarborgd loon: hiaat in de wetgeving opgelost dankzij sociale partners
In het kader van het re-integratiebeleid van de ministers van Sociale Zaken en Werk werd de neutralisering van gewaarborgd loon tijdens de gedeeltelijke werkhervatting deels opgeheven. Deze gedeeltelijke opheffing zorgde ervoor dat de neutralisering beperkt werd tot de eerste twintig weken arbeidsongeschiktheid en het gewaarborgd loon na deze periode opnieuw verschuldigd was bij herval in ziekte, maar de regelgeving bevatte enkele hiaten. Deze zijn nu opgelost na een grondige analyse door en advies van de sociale partners in de Nationale Arbeidsraad, dat gevolgd werd door de regering.
In het najaar van 2021 namen minister van Sociale Zaken Vandenbroucke en minister van Werk Dermagne een ruim pakket aan maatregelen in het kader van de re-integratie van langdurig zieken in België, om de stijgende intredes in arbeidsongeschiktheid en invaliditeit tegen te gaan. Een ervan was de afschaffing van de neutralisering van gewaarborgd loon: tot aan de wetswijziging was een werkgever enkel gewaarborgd loon verschuldigd wanneer een arbeidsgeschikte werknemer ziek werd. Wanneer een werknemer die reeds arbeidsongeschikt was verklaard het werk gedeeltelijk hervatte (artikel 100 §2 ZIV-wet) en dan opnieuw ziek werd, dan viel hij onmiddellijk terug op zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering van voor de gedeeltelijke werkhervatting. Het wetsontwerp voorzag in een afschaffing van de neutralisering, waardoor de werkgever opnieuw gewaarborgd loon verschuldigd zou zijn bij elk herval na een gedeeltelijke werkhervatting.
Na advies van de Nationale Arbeidsraad (NAR) werd het wetsontwerp aangepast en sinds eind 2022 is er enkel een neutralisering van het gewaarborgd loon voorzien voor de eerste twintig weken van de periode toegelaten arbeid (onder artikel 100, §2 ZIV-wet). Gedurende die periode ontvangt de werknemer zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering bij herval na werkhervatting. Daarna is de werkgever gewaarborgd loon verschuldigd voor het aandeel van de werkhervatting (zie wet van 30 oktober 2022). Het stuk arbeidsongeschiktheid blijft pro rata via de arbeidsongeschiktheidsuitkering vergoed.
Probleemstelling
Er dook echter een probleem op: sommige werknemers in deze situatie van schorsing van de gedeeltelijke werkhervatting, meer bepaald bedienden met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur van minder dan drie maanden en arbeiders, ontvingen enkel een beperkt gewaarborgd loon (betaald door de werkgever) in de vorm van een toeslag gedurende de derde en vierde week van hun ziekte (15e t.e.m. 30e dag arbeidsongeschiktheid), gelijk aan respectievelijk 25,88% voor arbeiders en 26,93% voor bedienden (CAO’s nr. 12bis en nr. 13bis) voor het aandeel van de geschorste werkhervatting. Voor de eerste twee weken arbeidsongeschiktheid is er geen probleem.
In deze situatie van een beperkt gewaarborgd loon, opgeteld bij het geproratiseerde stuk arbeidsongeschiktheidsuitkering, ontvingen deze werknemers (significant) minder dan een bediende met een arbeidsovereenkomst bepaalde duur van meer dan drie maanden of van onbepaalde duur in dezelfde situatie. Deze bediende krijgt namelijk niet het beperkt gewaarborgd loon, maar een volledig pro rata gewaarborgd loon berekend op het aandeel werkhervatting voor de eerste dertig dagen arbeidsongeschiktheid na herval. Dit zorgde voor een verschil in behandeling.
De minister van Werk vroeg daarop sociale partners in de NAR hiervoor een oplossing te zoeken, o.a. omdat zij het aandeel van de toeslag door de werkgevers voor bedienden met een arbeidsovereenkomst bepaalde duur van minder dan drie maanden en voor de arbeiders regelen via de CAO’s nr. 12bis en nr. 13bis.
Oplossing: een toeslag betaald door het RIZIV
De sociale partners doken in dit zeer technische dossier en stelden een oplossing voor (zie advies nr. 2375 van 18 juli 2023), die werd overgenomen door de regering in de wet van 14 april 2024.
- Enerzijds blijft de geproratiseerde arbeidsongeschiktheidsuitkering in voege, voor het onveranderde deel arbeidsongeschiktheid;
- Anderzijds komt er een toeslag – die door het RIZIV betaald wordt en uitgekeerd door de verzekeringsinstelling – voor het gedeelte van de schorsing van werkhervatting (15ee.m. 30e dag schorsing) voor bedienden met een arbeidsovereenkomst van minder dan drie maanden en voor arbeiders. Deze toeslag bedraagt een percentage van het werkelijke gederfde dagloon en wordt geplafonneerd. Voor de berekeningswijze van de toeslag dient nog een koninklijk besluit (na Ministerraad) te worden genomen;
- Boven op deze toeslag komt het stuk gewaarborgd loon dat betaald wordt door de werkgever, zoals geregeld door de CAO’s nr. 12bis en 13bis;
- De verschillende (anti)cumulatiebepalingen die normaal van toepassing zijn wanneer een arbeidsongeschiktheidsuitkering en loon worden gegeven, zijn niet van toepassing in deze situatie.
De toeslag hangt met andere woorden samen met periodes van schorsing van de uitvoering van toegelaten arbeid, waarvoor een aanvulling (gewaarborgd loon) door de werkgever verschuldigd is overeenkomstig de CAO’s nr. 12bis of 13bis. De werknemer moet verder bepaalde formaliteiten voldoen om recht te hebben op de toeslag.
De NAR had in zijn advies ook gevraagd voor een tussenoplossing, in afwachting van deze definitieve regeling. De problematiek was bekend sinds de inwerkingtreding van de beperking van de neutralisering van het gewaarborgd loon eind 2022, maar de oplossing die hier werd overgenomen door de wetgever gaat slechts retroactief terug tot 1 januari 2024.