Onbetaalde facturen: nieuwe procedure in geval van betalingsachterstand

Sinds 1 september zijn nieuwe regels voor de minnelijke invordering van schulden van toepassing op alle ondernemingen in ruime zin, inclusief verenigingen en overheidsinstanties, voor overeenkomsten die vanaf die datum worden gesloten. Ze hebben tot doel een kader te bieden voor situaties van betalingsachterstand, om consumenten beter te beschermen en misbruik te voorkomen. Voor overeenkomsten die op 1 september al lopende waren, zijn de nieuwe regels vanaf 1 december van toepassing.

Payment due

Toepassingsgebied

De nieuwe regels, opgenomen in Boek XIX "Schulden van de consument" ingevoegd in het Wetboek van economisch recht door de Wet van 4 mei 2023, zijn van toepassing op alle ondernemingen, inclusief verenigingen, in het kader van een overeenkomst met een consument (B2C) en hebben zowel betrekking op contractuele schulden (aankoop van een keuken, meubelen, herstel- of renovatiewerkzaamheden, ziekenhuisschulden, enz.) als op wettelijke schulden (onbetaalde vervoersbewijzen, parkeerkosten, enz.).

Hoofdpunten

Deze nieuwe regels leggen een aantal zaken op:

  • Een eerste gratis herinnering aan de consument.

In het geval van contracten met opeenvolgende prestaties, drie gratis herinneringen voor drie onbetaalde termijnen per kalenderjaar. In alle gevallen, een beperking van de kosten van bijkomende herinneringen tot 7,5 euro, verhoogd met de verzendkosten.

Deze eerste gratis herinnering moet worden verzonden via een duurzame drager (aangetekende brief of niet, e-mail, sms, enz.) en de bewijslast ligt bij de onderneming om de verzending (en niet de ontvangst, zoals het geval is in het gemene recht) en de naleving van de termijn van veertien kalenderdagen aan te tonen.

  • Een verplichting om op vraag van de consument, via een duurzame drager, alle bewijsstukken van de schuld en alle nodige informatie hoe een betwisting van de schuld kan worden ingediend te verstrekken.
  • Na verzending van de herinnering, een termijn van veertien kalenderdagen vooraleer vertragingsrente en/of schadevergoeding kan worden gevorderd. Voor zover het schadebeding hierin voorziet, kunnen kmo’s echter de verwijlinterest berekenen vanaf de kalenderdag volgend op de dag waarop de herinnering naar de consument is verstuurd.
  • Een strikte beperking van schadebedingen die kunnen worden toegepast in geval van niet(-tijdige) betaling:
      • De toepasselijke verwijlinterestvoet mag niet hoger zijn dan de wettelijke interestvoet bij handelstransacties (beoogd in de wet van 2 augustus 2002 betreffende de invordering B2B, momenteel 12% per jaar);
      • De forfaitaire vergoeding, in zoverre ze uitdrukkelijk voorzien is, mag niet hoger zijn dan :
          1. 20 euro als het verschuldigde saldo lager dan of gelijk aan 150 euro is;
          2. 30 euro vermeerderd met 10 % van het verschuldigde bedrag op de schijf tussen 150,01 en 500 euro als het verschuldigde saldo tussen 150,01 en 500 euro is;
          3. 65 euro vermeerderd met 5 % van het verschuldigde bedrag op de schijf boven 500,01 euro met een maximum van 2.000 euro als het verschuldigde saldo hoger dan 500 euro is.

Deze bedragen zijn bestemd om enerzijds, de verwijlinteresten van de schuld, en anderzijds, alle kosten van de minnelijke invordering van de onbetaalde schuld te dekken.

Elk schadebeding dat bedragen bevat die niet voorzien zijn in het eerste lid is verboden en wordt voor niet geschreven gehouden.

Sanctie

In geval van niet-naleving van deze regels bepaalt de wet dat de consument van rechtswege is vrijgesteld van de betaling van de schadevergoeding en dat de onderneming een boete van niveau 2 kan krijgen (strafrechtelijke geldboete van 208 tot 80.000 € met opdeciemen of 4% van de totale jaarlijkse omzet, als die hoger is).

Lex specialis derogat legi generali

De memorie van toelichting bij de wet specificeert dat deze algemene regeling geldt onverminderd sectorale regionale (bv. in de energie- en watersector) of federale (bv. in de sectoren consumentenkrediet en hypotheken) wetgeving die reeds bepaalde aspecten van minnelijke invordering regelen. In principe worden ze cumulatief toegepast, maar als cumulatieve toepassing niet mogelijk is, heeft de specifieke wet voorrang op de algemene wet.

Evaluatie en indexering

Ten slotte zal de minister van Economie een evaluatie van de impact van de wet kunnen vragen in de twee jaren na de inwerkingtreding ervan en zal hij elke vier jaar, samen met de minister van Consumentenbescherming, de mogelijkheid om al dan niet over te gaan tot een indexering van de bedragen analyseren, wat uiteindelijk zal worden beslist door de Ministerraad.