Aanbevelingen van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid tegen de achtergrond van de hervormingen van de federale regering
Na twee jaar van hoge inflatie is de economie verder genormaliseerd. De onzekerheid neemt echter toe, vooral onder invloed van de internationale context. In de Stand van zaken op de arbeidsmarkt van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid worden de belangrijkste cijfers gepresenteerd en wordt een overzicht gegeven van de arbeidsmarkthervormingen die de federale regering heeft aangekondigd.
Vertraging van de jobcreatie en aanhoudende structurele knelpunten
In 2024 vertraagde de werkgelegenheidscreatie aanzienlijk, wat een breuk vormde met de sterke dynamiek tussen 2021 en 2023. Hoewel de werkgelegenheid afnam in de industrie en de bouwnijverheid, zorgde de bijdrage van de niet-marktdiensten ervoor dat de nettowerkgelegenheidscreatie positief bleef. Wat de werknemers betreft, waren het vooral de oudste leeftijdsgroepen die het meest aan deze lichte stijging bijdroegen. De werkloosheidsgraad bleef relatief laag, rond 6 %, ondanks een gestage toename van het aantal personen dat bij de overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling is ingeschreven. De evolutie van het regelgevend kader heeft ertoe geleid dat meer personen zonder recht op werkloosheidsuitkeringen binnen het werkingsgebied van VDAB, Forem, ADG en Actiris vallen. Al met al zijn de participatiegraad en de werkgelegenheidsgraad in 2024 slechts gematigd gestegen, en is de kloof met het Europese gemiddelde niet kleiner geworden.
Er zijn verschillende structurele belemmeringen die het moeilijk maken om de vraag en aanbod op de arbeidsmarkt op elkaar af te stemmen. Uit de PISA-resultaten blijkt een zekere verslechtering van het onderwijsniveau. Het beperkte aandeel van studenten in STEM-studierichtingen in het hoger onderwijs wijst op een aanhoudende mismatch van vaardigheden. Permanente opleiding is nog steeds weinig ontwikkeld, in het bijzonder bij kortgeschoolden. Ten slotte blijft de mobiliteit van werknemers – tussen statuten, banen of regio’s – laag, waardoor de Belgische arbeidsmarkt zich moeilijker kan aanpassen.
Noodzakelijke hervormingen, geleidelijke effecten en risico’s voor bepaalde kwetsbare groepen
De hervormingen van de federale regering hebben tot doel het functioneren van de arbeidsmarkt te verbeteren. Volgens de macro-economische projecties, waarin zowel deze hervormingen als het conjunctuurverloop zijn verwerkt, zou de werkgelegenheidscreatie zich tot 2027 voortzetten, maar beperkt blijven. Volgens de Raad gaan deze hervormingen in de richting van een verbetering van het huidige kader. De hervorming van de werkloosheidsuitkeringen versterkt de stimulansen om te werken, maar zou er ook toe kunnen leiden dat bepaalde groepen uit beeld verdwijnen en daardoor geen gebruik meer maken van activeringsmaatregelen. Ook de hervorming van de pensioenen en van het stelsel van arbeidsongeschiktheid zou de werkgelegenheid moeten ondersteunen, maar met een geleidelijker effect op langere termijn.
De Raad waardeert deze structurele hervormingen die in overeenstemming zijn met de prioriteiten waar deze al de nadruk op heeft gelegd, maar wijst de regering ook op de risico's voor sommige kwetsbare groepen. De Raad vraagt de toekomstige regering om haar doelstellingen te verduidelijken, en daarbij rekening te houden met feit dat de effecten van structurele hervormingen – met name op de werkgelegenheid – geleidelijk zullen optreden. De Raad herhaalt nogmaals het belang van het bevorderen van een echte evaluatiecultuur binnen het overheidsbeleid. Bovendien formuleert de Raad een aantal concrete aanbevelingen, die zijn opgebouwd rond drie pijlers:
- De eerste pijler moet de beroepsmobiliteit bevorderen en de effectiviteit van de begeleiding bij loopbaantransities verbeteren. Dit houdt onder meer in: het bevorderen van permanente vorming die leidt tot beroepsheroriëntatie naar knelpuntberoepen en sectoroverschrijdende carrièreswitches; het beroepsonderwijs en de technische beroepen weer op te waarderen; het hanteren van een minder sterk geregionaliseerde visie op de ‘passende betrekking’; en het vereenvoudigen van de procedures voor toegang tot het statuut van zelfstandige.
- De tweede pijler is gericht op de bescherming van de groepen die het zwaarst worden getroffen door de verschillende structurele hervormingen of door de economische conjunctuur. De focus ligt met name op nauwer overleg met de betrokken partijen, een duidelijkere invulling van de hervormingen, toereikende en toegankelijke sociale bijstand voor de meest kwetsbare gepensioneerden en investeren in de preventie van arbeidsongeschiktheid.
- De laatste pijler beoogt de instanties die sociale bijstand verlenen te versterken en de efficiëntie van de diensten die actief zijn op het gebied van werkgelegenheid te verbeteren. Er moet vooral voor worden gezorgd dat de middelen van de OCMW’s afgestemd zijn op de extra werklast en op hun versterkte taak om de terugkeer naar werk te bevorderen, met name in samenwerking met de overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling. Ook de coördinatie tussen de beleidsniveaus en de betrokken partijen moet worden verbeterd, en de synergiën tussen bestaande regelingen moeten optimaal worden benut.
Tot slot wijst de Raad erop dat de huidige situatie vraagt om een strikt toezicht op de overheidsuitgaven. België is onderworpen aan een procedure wegens buitensporig begrotingstekort, en de vooruitzichten voor de overheidsfinanciën op middellange termijn zijn weinig geruststellend. Idealiter zouden de middelen voor sociale hulp moeten worden verhoogd, zonder dat dit leidt tot een toename van de totale overheidsuitgaven.
Het verslag is beschikbaar op de website van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid.
Bron: FOD WASO